Ja! Vandaag fiets ik, waarschijnlijk in de mist, terug naar mijn boshuisje. Na dagen op een rij caleidoscopische kleur beleefd te hebben. Het boek van de stad Amsterdam ging twee dagen open, de musea, de mensen, de winkels, het water in de grachten. Er was een Sinterklaasdobbel, een High Tea, een Japanse pannenkoek, Peking eend. Gelach en goede gesprekken. Het was weer top.
Dit was het laatste zicht vanuit binnen in mijn boshuisje, vlak voordat ik vertrok. De bomen zullen wel helemaal kaal zijn, nu. Ik heb er weer zin in. Terug naar de afzondering, waar ik soms op een dag geen enkel mens zie. De stilte.
De afgelopen nachten was het op een rij, pikkedonker. Het is mijn laatste gebaar voor het slapen gaan. Even buiten staan, in het bos. Maar het regende en miezerde ook, dus ik bleef in de drempel van mijn deur staan. Alles inktzwart, er waren ook geen contouren van bomen. Maar gisterennacht! Ik deed mijn voordeurtje open en een fonkelende sterrenhemel tussen de donkere silhouetten van de bomen. Door het wegvallend bladerdek van de twee grote eiken was er weer veel meer te zien dan in de zomer. Nachtlicht heeft iets magisch. Bij volle maan is er een heel grote lichtbron in een donker bos.
Of in de woestijn van Moab. Bij YouTube, Moab Moonwalk is te zien hoe dit tot stand kwam. Het bevestigen van het koord tussen de rotsen. De koorddanser die dit gaat doen zonder vangnet. Het team eromheen dat rent en struikelt langs de struiken op een afstand. Om op tijd te komen voor het juiste moment, op de juiste plaats. Het is maar kórt dat de rijzende maan zó te zien is. Een paar maanden op een rij mislukt het, één keer omdat op het moment suprème er een wolk voorbij schoof. En dan eindelijk…Het is tijdens Coronatijd gemaakt, zie ik, een perfecte tijd om dit te doen. Iets moois willen maken, terwijl de wereld in lockdown was.
De kunstenaar Banksy heeft nu iets dergelijks gedaan in Oekraïne: mogelijkheden zien, in de ellende. Voor het eerst heb ik écht bewondering voor hem. Ik heb zijn muurschilderingen wel gezien in Londen en Berlijn. Maar dan dacht ik ook: goede gimmick, midden in de nacht anoniem iets schilderen, overal, en zo bekend worden. Dat hij ervoor zorgde dat een werk van hem, na aankoop op een veiling in lange repen werd gesneden, was daar weer het toppunt van. Het werk werd meteen meer geld waard. Maar hier zie je hem in actie. Tussen het puin en de absolute vernieling, het een beetje kunnen oplichten, door er menselijke aanwezigheid te schilderen. En dat snel en virtuoos aanbrengen. Dát is hoop en veerkracht. Niet wegrennen en je ogen sluiten, maar iets aangaan. Weg van verwoesting; blijven geloven in schoonheid en menselijkheid. Misschien is de maan daarom zo mooi en magisch: omdat deze schijnt in de nacht.
Dit zijn mijn overgrootouders van vaders kant. Hij lijkt mij een volbloed Chinees, zij een Indonesische. Ze lijken mij aardig welgesteld, gezien het pak dat hij draagt, niet dat van een werkmens. Het gegeven dat mijn opa de kweekschool kon doorlopen, getuigt daar ook van. Ze hadden het geld hem naar school te kunnen te sturen in de toenmalige koloniale samenleving.
Deze observatie maak ik door het boek Chinezen in Indonesië van Patricia Tjiook-Liem. Ik probeer achter hun ogen te kijken. Zouden zij ook, via hun genen, mij die twee kanten hebben gegeven? Van de ene kant expansie, nieuwsgierig naar de wereld: De familie van zijn kant heeft ooit China verlaten om ergens anders opnieuw te beginnen. Terwijl zij zich wellicht fijn op haar plek voelde in Indonesië? … Maar die kant van genieten van een tuin, koken, dieren, komt ook van de moeder van mijn vader. Haar leven stond daar in het teken van. Het komt, denk ik, het meest vanuit mijn vaderskant: heel goed alleen kunnen zijn, opgaan in de directe wereld om je heen; kluizenaarschap.
Natuurlijk heb ik het ook zelf bewerkstelligd. Toch blijf ik het ook wonderlijk vinden dat ik nu in een boshuisje woon en mijn uitzicht zo ongeveer is als dat huisje op de foto’s. Ik was vijf jaar oud toen we daar verbleven. Maar ik herinner het moment nog haarscherp dat moeder vroeg even op te kijken vanuit het huis in de kuil met de takken op de Hoge Veluwe dat ik en mijn broertjes bouwden. Ook die zandverstuivingen en in de winter sleetje rijden op de familieplek, waar in de zomer dat zandhuis was.
En toen ontdekte ik in de graphic novel-wereld, Corto Maltese, gemaakt door Hugo Pratt. Hij is Venetiaan, een stad waar ik mij ook zo thuis voel en waar ik al 15 jaar ofzo jaarlijks naar terugkeer. Hij is een kapitein die de zeeën bevaart, op zoek naar nieuwe werelden. Maar ook trouw aan zijn eigen stad. Venetië heeft altijd ook bewoners gehad die handelden over de hele wereld, met zoveel oog tegelijk, voor esthetiek. Dat doet mij weer denken aan de vader van mijn moeder, waarschijnlijk ook een volbloed Chinees, die in de hoofdstraat van de havenstad Surabaya een bloeiende meubelzaak had, die Toko Liberty, heette. Hij leverde handgesneden houten meubilair aan de katholieke kerkelijke clerus. Via dat kanaal kon mijn moeder met gemak in Nederland gaan studeren.
Dit zijn ze dus, de ouders van mijn vader en moeder. Zonder deze mensen had ik niet bestaan. De moeder van mijn vader was de mooiste in haar dorp en mijn opa heeft haar veroverd. Een gelukkig huwelijk, zo gaat het verhaal. Zou er ergens, stiekem, wellicht per ongeluk, aan haar kant ook Nederlands bloed door de aderen stromen? Ze had een aardig blanke huid en was daar trots op. Misprijzend was ze, als ik bruin verbrand van een buitenlandse vakantie terugkeerde… Heb ik van hem mijn ‘intellectuele nieuwsgierigheid’ gekregen? Hij was een voorvechter van Esperanto, de wereldtaal die de mensen kon verenigen.
In de ogen van de moeder van mijn moeder zie ik kwetsbaarheid, in de zijne standvastigheid en ‘agressie’. Dat komt ook door de verhalen die mij zijn verteld. Het was geen gelukkig huwelijk, hij had vele maîtresses…
Ondertussen is de sfeer van deze terugblik dit prachtig gezongen O, solitude, my sweetest choice, door de countertenor Philippe Jarrousky. Dat was de beginvraag: waar komt mijn kluizenaarsgen vandaan? Ach, wat weten we nu exact van de werking van genen? … In een ander discours kom ik ergens vandaan gereïncarneerd. Was ik ooit zelf een handelsman: dat gevoel had ik heel sterk in Cordoba. Of heb ik ooit gevangen gezeten in de Tunesische woestijn. Die gedachte kwam uit het niets in mij op, toen ik 13 jaar was, aldaar: ‘Ik ben ooit een man geweest, en keek uit op zo’n binnenplaatsje.’ Wat wél zeker is: ik ben vlees geworden in deze familie.
Gisteren zat er voor het eerst dit jaar een laag ijs op de waterbak, zodat ik geen water voor de afwas eruit kon scheppen. Niet erg: Het was tenslotte Zondag, rustdag. Nu is het groene gazonnetje geheel bedekt met bruin eikenblad, er hipt een roodborstje doorheen. Van herfst, richting de winter. De graphic novel van David Peterson past bij deze sfeer. Vierkant; een leuk formaat. Dit deel gaat over vijf muisjes die een tocht vol ontberingen hopen te volbrengen. Op de achterkant van het boekje zie je een van hun grote gevaren: een uil die loert. En ze worden zéér herinnert aan hun sterfelijkheid: het muisje met de rode cape, Saxon, valt onderweg in een put.
Ik bleek de enige van mijn oud studenten-theologenclubje, die nu niet meer Zondag een kerk opzoekt. Allen gaan ook ‘voor de verhalen’, zeggen ze. Dát herken ik wél. De Zondag blijft voor mij toch ook een dag, waar ik extra gevoelig ben voor ‘verhalen’, al dan niet live, en gebaren; rituelen, die daarbij horen. Zo kijk ik dan met speciale aandacht naar het eind-ritueel van de metgezel van Saxon, die de aanval van de grote uil niet overleeft. Zo’n vuur dat met hem naar de sterren gaat en allen eromheen…
Saxon gaat daarna naar zijn leider, Gwendolyn. Hij vraagt haar naar de zin van dit alles: het geweld met de dood die erop volgt…En als antwoord geeft zij hem alleen een kus. Dan ben ik genoeg gesticht, voor de Zondag. Dit kan ik begrijpen, hier kan ik achter staan…In dit eenvoudige gebaar zegt ze: ik weet het ook niet, maar we kunnen er wél zijn voor elkaar.
Later op de dag vond ik dit nog: Eternal Source of Light Divine. Hoe deze groep en de trompet en de zang in volkomen harmonie samenspelen, betrokken op elkaar, iets vertolkend dat boven het rationele nuchtere verstand uitstijgt. Het was weer voltrokken: mijn Zondagse Gevoel.
Deze foto in de ochtendkrant van NRC raakt mij. Een vrouw die in het bevrijde Cherson lachend en huilend tegelijk een struik heeft geplant, gekregen van haar onderbuurman. Ze heeft de struik ‘De Overwinning’ gedoopt. Zo zal het vast straks zijn, voor heel Oekraïne. Blij dat de Russische tirannie voorbij is. Vanuit de garages vlakbij heeft ze kermende en schreeuwende mensen gehoord. Garages die werden gebruikt als martelkamers: het alledaagse werd horror.Verdriet om zoveel mensen die dood, vermist, verdwenen zijn. Ze gaat maar door met tuinieren. Die roze bloemetjes achter haar, die zich niks van oorlog hebben aangetrokken. Ze zeggen met haar, iets van: ‘Eens, ooit…’
Ik dacht aan de boeketten van Rachel Ruysch (1664-1750) die ik onlangs heb ontdekt. Geboren in Den Haag, was zij in haar tijd een succesvolle schilder. Zij verkocht haar werk voor twee keer zoveel geld als Rembrandt indertijd kreeg voor een schilderij. Zulke boeketten verwezen zowel naar het paradijs als naar vergankelijkheid. Het eerste omdat ze letterlijk tijdloos waren: er kwamen bloemen uit meerdere seizoenen in voor en van over de hele wereld: Ik zie een passiebloem, gecombineerd met tropisch blad. Het tweede doordat er ook insecten en kevers, of een slak rondkruipen, tussen de bloemen. En vlinders: een symbool van metamorfose. Zomaar een wit koolwitje, dat zich hecht aan een blad.
Of dit schilderij: waar ze in het midden van de donkere vaas, een lichtend venster schildert. Gecombineerd met een rups, die nog een cocon moet spinnen, om ooit te gaan ontpoppen.
Het genieten van natuur is eigenlijk altijd dubbelzinnig. Je viert wat er is, wat nog zal komen én indachtig, dat wat je ook ziet, het spoedig zal verdwijnen.
Zo kijk ik nu uit mijn raam en zie deze gouden tooi van de eikenbomen. Tegelijk dwarrelt het vallend blad door de lucht. De zon geeft het deze lichtende glans. Bij grijs weer is het al dor, bruin blad. Over een week ofzo zijn alle bomen kaal. Het is de zon die kortstondig alles levend en feestelijke maakt. Hopelijk is dat ook zo, met een innerlijk licht in elk mens…Al lijkt die tijdelijk te verdwijnen, je verwacht toch, na elke nacht, een nieuwe dag.
Het is mij afgelopen jaren vaker gevraagd: Of ik ook naar Oogappels keek. Nee dus, was steeds mijn antwoord. De serie gaat over vier gezinnen en kinderen in de puberteit, niet direct in mijn omgeving. Maar nu was ik toch nieuwsgierig geworden omdat iemand zei zich helemaal in één van de hoofdpersonages te herkennen. En nu zeg ik: gaat dit zien! Zonder zelf een gezin of kinderen te hebben, is het tóch herkenbaar. Door de verschillende persoonlijkheden en dat de perspectieven van alle generaties, kind-ouders-grootouders, aan bod komen. En omdat zo ongeveer alles wat zich in het moderne leven speelt, je het gevoel geven dat je ook naar je zelf kijkt.
Ik dacht aan de fotoserie van Rineke Dijkstra van een jongen uit Israël. De eerste vlak voordat hij verplicht het leger in gaat en dan elk jaar opnieuw. Ik kijk best regelmatig naar deze portretten. De eerste keer in het museum, toen ik oog in oog met hem stond, kreeg ik een brok in de keel. Hoe je langzaam maar zeker onschuld verloren ziet gaan. In Oogappels zie je datzelfde thema: Hoe wordt je met schade en schande oud? Je hoopt dat je met vallen en opstaan ‘wijs’ wordt…Maar soms vliegen mensen uit de bocht en niet iedereen is in staat om dit te herstellen. Je hoopt dat een ieder iets behoudt van de oorspronkelijke onschuld, iets van zachtheid en kwetsbaarheid.
Dit liedje van David Bowie zit in de begintune. Ik werd er vanochtend mee wakker. Misschien heb ik in mijn droomleven ook kinderen ofzo. Soms vind ik het jammer dat zoveel levendigheid waar ik uitkom na mijn slaap, nét niet in mijn wakend bewustzijn te zien is. Het blijft bij een flard, een gevoel: landschappen, groepen mensen, rondtrekken. Er gebeurd van alles, maar ik kan er nét niet bij. Dan ga ik soms verwachtingsvol nog een keer op één zijde liggen, om weer mijn eigen bioscoop te betreden. Zo ook nu. Misschien vind ik er meerdere oogappels.
Het regent; het weerbericht krijgt vandaag een drie, van Weeronline. Helemaal niet erg, ik zit lekker binnen en kijk naar de steeds geler wordende bomen om mij heen. Ook wel, omdat ik gisteren aan Carpe Diem deed. Het was zó zonnig dat ik naar de dierentuin fietste. Zo leuk, om een uur later in de ‘oceaan’ te zijn. Zo’n grote vis met een menselijk profiel. Koraal dat op jouw hersenpan lijkt. Oranje vissen met grote ogen die roerloos in het water blijven hangen. Een baracouda als een torpedoboot, duikers die in het element ‘water’, visachtig de ruiten poetsen.
Ik vroeg mij af, hoe het nu in de dierentuin van Kiev zou zijn, nu het electriciteitsnet hevig onder druk staat. Zou er genoeg stroom zijn, om alles gaande te houden? In het begin van de oorlog zag je dat mensen die gingen vluchten, hun huisdieren daar afleverden. De comic ‘Pride over Bagdad vertelt over de dierentuin in Bagdad, na de bombardementen in April 2003. Het is op waargebeurde gegevens gebaseerd. Overal chaos, dieren werden geraakt en anderen braken los. Er is een roedel van vier leeuwen de stad ingetrokken, die er joegen op antilopen en ineens de grote zwarte beer als vijand tegenover zich had.
Na twee uurtjes ‘oceaan’, fietste ik weer terug. Wat een geluk, een land in vrede, over rustige wegen…
Ik dacht aan die twee, die zo lief hand-in-hand, als het ware op de bodem van de oceaan stonden. Het ontroerde mij een beetje. Nog zo jong, een toekomst voor je. Opgaan in elkaar en de verwondering van zo’n grote vis. Elkaar niet loslaten als je verder loopt, tegenliggers trotserend. Het liedje Angie kwam in mij op. Daar schuifelde ik op klassenfeestjes in de kelder in mijn ouderlijk huis, eindeloos op. Die kelder had ik samen met mijn klas daarvoor opgeruimd, gesausd en versierd met visnetten enzo. Arjen zorgde voor de muziek en daar schuifelde ik mee. Hij had van het werken in de broodfabriek, een bandrecorder gekocht. Waneer bijna iedereen al weg was, had hij dit speciale bandje: Angie, almaar in herhaling… Eigenlijk zit er in het liedje ook al de pijn van breuk en afscheid. Maar dat hoorde ik indertijd niet, het droeg toen alleen maar verlangen.
De cultuur van Mexico staat al een poosje in de belangstelling, in een hoek van mijn brein. Door Frida Kahlo en Octavio Paz. Met name de heftige extremiteit en het contrast tussen uiterlijk en innerlijk en licht en donker daarbinnen. Het ‘feest van de doden’. Jezelf feestelijk kleden en tegelijk jezelf verborgen houden. De observatie van Octavio Paz, dat de Mexicaanse samenleving eigenlijk nog middeleeuws is en nooit de moderniteit heeft geïncarneerd, doordat er geen protestante tegenbeweging was. Alles is er geënt op het katholicisme, de onverbiddelijke hiërarchie daarvan en de heerschappij van de man.
Daar dacht ik aan bij het zien van de film The Dance of the 41. Gebaseerd op echte gebeurtenissen. In 1901 bestond er in Mexico City een geheim genootschap van 42 mannen. Die kwamen bij elkaar, ook gewoon om samen te schaken, te drinken, een sigaartje te roken, een kaartje te leggen. En ze verlustigden zich aan elkaar in feesten en orgieën. Één van de leden was de schoonzoon van de toenmalige president. En verder kwamen de mannen uit zowel de lagere klasse, als uit elitaire kringen. Het is één van de beste barrière slechters: in jouw homoseksualiteit vervallen rang en stand. Op 17 November 1901, bijna 121 jaar geleden dus, hielden ze een feest waarbij de helft als vrouw gekleed was. De politie viel binnen en arresteerde allen. Nou ja: 41, de schoonzoon van de president, die ook een openbare politieke functie had in het congres, niet. Die leefde zijn huwelijk voort. De rest moest buiten, in jurk de straat schoonvegen, ze werden mishandeld; een gewelddadige, gedwongen onthulling.
In de film kon ik mij ook best inleven in de andere kant: zijn vrouw die oprecht hield van haar man en niet kon begrijpen waarom de erotiek tussen hen mechanisch en kil was.
De film is prachtig gemaakt, ook in de kleding en de hele entourage. Je voelt de kloof tussen die mannen-macho maatschappij, het keurslijf waarin deze homosexuelen zitten, en de vrijheid die ze genieten als ze gewoon zichzelf kunnen zijn: Vrouwelijk, vrolijk, speels. De man is man en domineert, de vrouw hangt erbij als versiering, leeft binnen het huis, zij is er om later moeder te worden en zo haar bestemming te vervullen. Je kunt ook bijna meevoelen hoe walgelijk en pervers het moet zijn, om een man in een jurk te zien in zo’n soort wereld. ‘Een geesteszieke’, zoals ook een van de oppermannen in Qatar zei…
Wat kun je dan blij zijn met de nieuwe rolmodellen van de Nederlandse samenleving. Nikkie de Jager die, weliswaar gedwongen door chantage, op internet wereldkundig maakte dat zij geboren was als jongetje en een dikke middelvinger opstak naar de chanteur. Splinter Chabot die zich kleedt in kleurige pakken en met Confettiregen nogmaals toont hoe zwaar je het kunt hebben om zelf te accepteren dat je homo bent. Een volkomen vooruitstrevend ouderlijk nest doet er dan niet toe. Marieke Lucas Rijneveld, die toch maar mooi de Booker-prijs heeft gewonnen en vertelde dat hen het pak voor de prijsuitreiking allang tevoren had laten maken. Mocht hen niet winnen, dan was het verdwenen in de donkerste hoek van de kast. Ik hou ervan hoe iemand zo welbewust een voorschot neemt op de werkelijkheid. Raven van Dorst: een verademing in de interview-wereld, zo volkomen zichzelf.
Op het Eurovisie Songfestival in 2021 was er een interview van Nikkie Tutorials en Koningin Maxíma. Nikkie Tutorials is de artiesten- en internetnaam van Nikie de Jager, die met haar make-up video’s wereldwijde bekendheid geniet. Zulke video’s kun je eindeloos manipuleren en de bloopers eruit halen. Maar dit is een gesprek en Nikkie en Máxima zijn er beide twee stralende persoonlijkheden. De natuurlijke gratie van Nikkie, zonder enige overdrijving en haar krachtige persoonlijkheid is voor mij evident. Zó verheugend dat heel Europa dit zag. Een getuigenis dat geslacht geen enkele rol hoort te spelen in menselijke betrekkingen.
De wolf bij Roodkapje toont een tweeledig gezicht. De eerste keer ontmoet hij haar in het bos en hij wijst haar naar een ander veld vol bloemetjes. Roodkapje vertrouwt hem. Dan komt ze bij het huisje van grootmoeder. De wolf heeft zich verkleed en zal met deze list Roodkapje verslinden. Was Roodkapje misschien vanaf het begin te goed gelovig en vol vertrouwen?…
Ook in het verhaal van Franciscus van Assisi en de wolf bij Gubio, zijn er twee kanten aan de wolf. De mensen in Gubio zijn eerst bang voor hem, want hij is wild , hij verslindt de schapen en brengt dood en verderf. Dan maakt Franciscus deze tam, door hem te voeden. Er ontstaat vriendschap tussen de wolf en de mensen: voortaan voeden de mensen de wolf, op enige afstand van het dorp. Angst voor de wolf maakt alles onveiliger, je voelt je bedreigt, terwijl een soort van vriendschap sluiten voor alle partijen goed uitpakt.
Wat kunnen beide verhalen zeggen over de huidige wolvendiscussie? Misschien zijn alle dier-en milieuvriendelijken, die erop blijven hameren dat de wolf een beschermd diersoort is, wel een beetje als Roodkapje. Als de wolf zijn gang kan blijven gaan, ongestoord en ongehinderd, dan wordt je in het kleine Nederland uiteindelijk verslonden. In de Hoge Veluwe is al te zien dat het bestaande eco-systeem geheel verstoord is. Kleine dennen rukken op, ze worden niet meer opgegeten door de moeflons, die ongeveer op zijn.
Je kunt ook vriendschap sluiten met een dier door hekken te maken, waar schapen zijn. Good Fences make Good Neighbours, dichtte Robert Frost. Alhoewel er dan ook geen hazen, vossen, reeën en dergelijke meer door dat gebied kunnen wandelen. Opnieuw: misschien is Nederland te klein voor deze maatregel.
De wolf schijnt een nieuwsgierig dier te zijn. Dus als hij ervaart dat er vanuit de mens geen tegendruk is, dan komt hij tevoorschijn. Zoals hier in het bos, de vos. Tijs Goldschmidt vertelt in zijn nieuwste boek Wolven over het Ruiterpad over een situatie in Canada. (Of Alaska?…Ik kan het niet nakijken nu, ik las het in de boekhandel.) Men besloot er om wolven die te dichtbij het leefgebied van mensen kwamen, toch af te schrikken en erop te jagen. Zo zou er nog voldoende populatie aan schuwe wolven blijven en het voorkwam dat wolven nog tammer en ‘brutaler’ werden. Er bleek een grote ecologische vooruitgang te ontstaan: Doordat de wolf niet meer durfde te eten van jong wilgengroen bij de rivier, kwamen er meer bevers. Die bevers bouwden meer dammen in de rivier. Hierdoor kon de zalm beter zwemmen naar de geboortgronden en is er een groei van de zalmpopulatie. De wilde wolf zorgt dus voor meer wilde zalm. De tamme wolf veroorzaakt problemen.
Je zou kunnen zeggen: de mens ‘moet’ ook de eigen aard volgen: als de wolf te dichtbij het eigen leef en woongebied komt, vormt hij een gevaar. Als een wolf straks een kind ofzo aanvalt, zal de discussie in Nederland gauw één kant opgaan, dat wil niemand, denk ik. Hem voeden, zoals Franciscus dat deed, is niet de weg. Of toch wel? Symbolisch voeden en vriendschap sluiten: vangen en vervoeren naar plekken waar er ruimte voor hem is. Zodat deze ook de eigen aard kan volgen: rennen en jagen. Wél hekken plaatsen waar dat kan en ermee leren leven dat er dan tóch nu eenmaal ook ‘ongelukken’ blijven: dode schapen, die niet door de wolf worden opgegeten. Zoals een huiskat je een halfdode muis of vogel kan komen brengen.
Het sprookje Roodkapje en het verhaal van de wolf van Gubio uit de twaalfde eeuw, tonen dat er kennelijk altijd al interactie was tussen de mens en de wolf. De wildheid van de wolf trekt aan en stoot af. De tamheid van de wolf brengt hem dichtbij de hond als huisdier. De pianist Hélène Grimaud fokt wolven en heeft een opvangcentrum voor hen, bij haar huis. Ik heb het idee dat iets van die wilde wolf ook te horen is in haar gepassioneerde pianospel en dat is mooi. Het intrigeert mij dat iemand twee uitersten van het spectrum elke dag beleeft: natuur en cultuur inéén.
Gisteren een fantastische dag gehad met de vrouwenwandelgroep. Langs de rivier en kreken en een beverkolonie. Een vrouw die mij van dertig jaar geleden herkent. Iemand anders die óók net een abonnement op Burgers Zoo had genomen en ook meteen naar de zeekoeien wilde. Hoe je je tegelijk druk kunt maken over de toekomst van de wereld, maar ook intens kunt genieten van zo’n dag als deze. Hoe je een verleden tijd kunt delen, zonder dat je elkaar in die tijd actueel hebt meegemaakt. Het zijn deze onverwachte pareltjes, naast de zonovergoten blauwe lucht, die zo’n dag doen glanzen.
Die kleuren en vormen van het gewas in een grote moestuin, ‘Doorniks Hof’. Het blijkt 5000 vierkante meter te zijn, de biologische moestuin van een bewonersiniatief die De Lentse Aarde heet. Tezamen bewerken ze deze vruchtbare grond en ook kinderen van de naburige basisschool helpen mee. Mooi, zo’n breedgedragen project, midden in de natuur. Ook in mijn rondgang door Kassel zag ik meerdere van zulk soort plekken; eentje aan de rand van een park en overlopend in een kinderdagverblijf en crèche . De grootschaligheid behoedt het van kinnesinne onderling en een gebrek aan vrijwilligers, wat vaak ontstaat als de gemeente geld wil geven aan een klein buurtje. Bij Malden, vlakbij Nijmegen is er De Heemtuin, die ook goed blijft functioneren.
Dit liedje van de Beatles komt in mij op. Zoveel plaatsen en personen die gedurende een leven aan je voorbij trekken. Ze krijgen alleen een altijd durende plek in jouw hart, als je het omarmt met liefde.
Ik had ineens onbedaarlijk veel zin om naar Burgers Zoo te gaan en er weer een jaarabonnement te nemen. De laatste keer was in 2017, zag ik in dit blog. Wat heerlijk weer. Een stokstaartje dat je als welkom aanstaart. Twee peuters en een aap die krijsend en joelend met elkaar dollen. De soepelheid en lenigheid van de panter uit Sri Lanka met die mooie gespikkelde vacht.
Ik had geen haast, ik zou er maar een paar uurtjes blijven, maar wilde wel de zeekoeien zien. Zulke zachtaardige dieren, die zeer sociaal zijn. Ze zwemmen, elkaar voortdurend aanrakend en volgend en schijnen ook steeds geluid naar elkaar te maken, maar dat hoor je niet achter het dikke glas in de mangrove.
Geweldig toch, twee chimpansees die verstoppertje met elkaar spelen op een rots. De ene onderzoekt de witte doek, de ander ligt erbij te suffen. Dan gooit deze razendsnel de doek over zich heen en geeft vanonder de doek porren: waar ben ik?! Pas wanneer er gereageerd wordt, gaat de doek weer weg en na het spel kijkt deze voldaan naar de ander, die zich weer genesteld heeft in de beginpositie. Zo heb ik het zelf ook gespeeld met baby’s: er is een korte tijd dat deze echt niet weten waar je bent, met een doek over je gezicht.
Ik lees dit bij de gorilla’s en scan de code. Het is nog maar zó kort dat wij mensen een bewustzijn beginnen te ontwikkelen dat dieren ook een emotioneel leven hebben. Het haalt ons weg uit een zelf gecentreerde arrogantie.
Hoe hecht kan de band tussen mens, dier en natuur zijn? De klimaatcrisis toont dat mensen van hun kant nooit gedacht hebben aan wederkerigheid en respect. We zijn een soort van alles verslindende en alles verbruikende monsters.
Op de terugweg stond één kant in brand met een onwerkelijk rode gloed. Ja, de wereld staat figuurlijk bijna in brand. Maar dit is een zonsondergang en vandaag is er een nieuwe dag. Door het gele bladerdek schijnt het ochtendlicht.
Ik werd vanochtend zo’n beetje wakker met dit liedje. Ik weet bijna nooit wat ik gedroomd heb, maar word meestal voldaan wakker: ‘zo, weer van alles beleefd.’ Zo ook deze keer. Gek genoeg koppelde ik het liedje wel aan de woorden: Agree to disagree. Dat zeggen mensen weleens tegen elkaar bij een opkomend of lopend conflict. Ik geloof dat het in de Coronatijd veel gebezigd werd. De ene was vóór vaccinatie, de andere tegen. Ik ken alleen de kant van de voor-stemmer: de woorden zijn de laatste poging om de band te redden. De tegenstemmer was meestentijds fel en nogal drammerig, overtuigd van het eigen gelijk en willende overtuigen.
De woorden van dit liedje beginnen als het ware aan de andere kant. Het is één grote wens dat je de ander het beste en het mooiste en het sterkste ter wereld gunt. Alleen met deze alomvattende wens, zijn de woorden Agree to disagree vitaal en levenwekkend. Zo niet, dan wordt het door degene die het voorstelt in feite gebruikt om jouw mond te snoeren.
Mijn werkgever zei het, bij het arbeidsconflict waar ik nogmaals zei dat ik het een zeer onmenselijke en schandalige gang van zaken vond. Ik heb het ook weleens als voorstel gekregen, terwijl de andere zijde allerlei onterechte meningen over mij had. Zo iemand leeft dan in een eigen strak geconstrueerde wereld en jij moet in dat plaatje passen. Zo niet:’dan verdwijn ik’, is dan de boodschap: een vorm van emotionele chantage. Wanneer je er niet in mee gaat, dan ben jij natuurlijk de dwarsligger, degene die het verknalt. Je kunt alleen maar mededogen houden voor dit enge, kleine, dwingende en donkere universum waar de andere zich in feite in bevindt en dan dit liedje zingen…
Het ultieme vriendschapslied is voor mij deze, van Carole King, dat ik al vanaf mijn tienerjaren ken.
Echte vrienden zeggen eigenlijk nooit: Agree to disagree tegen elkaar. Dat is vanzelfsprekend. Je weet en hebt ervaren dat een ieder een eigen levensloop heeft, een eigen karakter en wijze om je weg door het leven te vinden. Een eigen oordeelsvermogen ook, dat heel anders in het werk kan gaan dan dat van jou. Jíj zou het niet zo doen, maar die ander is een ander. De toon die de muziek maakt is dan dat andere liedje: Forever Young.
Ik liep door het bos en maakte deze foto van lariksbomen, beschenen met ochtendzon.Lariksbomen heb je hier niet veel, dus dat is uitzonderlijk. Ik dacht aan de lariksbomen in, ik geloof, het Teuterburgerwoud. Dat Hitler die daar geplant had, midden tussen de donkere naaldbomen. Lariksbomen verkleuren in de herfst, dennenwoud niet. Dus uiteindelijk zou er vanuit de lucht in de herfst een groot gouden hakenkruis te zien zijn. Zo is het ook, lang na de tweede Wereldoorlog, per toeval ontdekt omdat er een vliegtuigje overheen vloog.
Het megalomane en de zelfverzekerdheid ervan. Dit bedenken, laten uitvoeren en geduld hebben dat ooit ‘voor de eeuwigheid’ jouw merkteken te zien zal zijn, in oude bossen. Niet het hele jaar door, alleen in de herfst. Ik huiverde. Uit deze geest is dus ook ‘de oplossing van het Jodenvraagstuk’ ontstaan. Menselijke breinen hebben zich daarover gebogen. Gas. Je laat ze zogenaamd douchen. En ja, uit een eerste experiment in een klein dorp, bleek dat je zomaar alle Joden die er woonden, in vrachtwagens weg kunt halen. Mensen houden zich alleen bezig met hun eigen hachje. Alles mag, om je eigen kleine zelf te kunnen behouden.
Ik dacht aan het werk van Andy Goldsworthy. Hij werkt ook in de natuur en gebruikt natuurlijke materialen. Hij stapelt stenen en vlecht met takken. Hij bouwde slangachtige muurtjes door het bos, verzamelde kiezelstenen, sorteerde de kleur, legde patronen. Herfstblaadjes. Hij verknipte of bewerkte ze niet. De kunstwerken hadden vaak een tijdelijk karakter. Een foto ervan vereeuwigt het.
Er is werk van hem, dat nu niet meer kan. Hij bouwde met sneeuw en ijs in de zomer. Ik las ooit dat hij daarvoor gigantische ijsmakers; diepvriezen en dergelijke, naar zo’n plek bracht. De kunst zat er dan in, om het midden in de zomer, op tijd te kunnen neerzetten, voordat het smolt. Ook dit werk was dus zeer tijdelijk in het landschap aanwezig, maar het realiseren ervan is nu een affront. Dan was Hitlers hakenkruis milieuvriendelijker, dat luisterde naar de natuur…
Ach, het mooiste is voor mij die natuur zelf. Kijk toch naar zo’n boompje met die fijne vertakkingen. Dat het zilvergrijs oplicht in het zonbeschenen riet, en elk stengeltje in een gloed wordt gezet. Dat dit maar 30 seconden ofzo te zien was. Dat je met de handzame moderne techniek dan ‘klik’ zegt met je iPad. Geen enkele moeite of planning is ervoor nodig. Zomaar aanwezig.
Gisteren had ik zin om een bloemetje te schilderen, er kwam dit uit. Het duurde een uurtje. Ik wilde niet dat het realistisch was, eerder abstract. Maar wat is dat? Bij zulk soort activiteit wil ik dat het mijn stemming van dat moment weergeeft. Of misschien is het eerder: al doende ontstaat er een stemming. Het leukste moment in het proces vind ik, als ik iets van controle loslaat en gedachteloos streepjes, stipjes en lijnen zet en kleur laat mengen.
Ondertussen luisterde ik naar de muziek uit Boerderij van Dorst, die op Spotify staat. Bij dit liedje stopte ik, om te kijken van wie het was. Een man met een pluisbaardje, die zich ‘The Tallest Man on Earth’ noemt. Grappige naam. De officiële muziekvideo zit vol nostalgische beelden, waar je je kunt voorstellen dat ze uit zijn eigen oude familiearchief komen. De titel is: Love is All. Maar het gaat vooral over loslaten. Wel weer apart, dat dit nu mijn eigen thema is. Of is het eerder zo, dat ik daardoor dít juist hoor in het liedje?
Het heeft in ieder geval, een mooie mengeling van warmte en droefheid. Zoals ik met dat bloemetje zowel afscheid neem van de zomer en deze tegelijk ook behoud en vier.
Vanochtend, na het wakker worden, lees ik over deze pad in de woestijn van Sonara. Ik was daar ooit, alleen al de reuzencactussen geven een ‘buitenaardse’ sensatie. Tegelijk ook een hele aardse: we kampeerden vlakbij de grens met Mexico en midden in de nacht hoorden we geweerschoten en geschreeuw. In reconstructie moeten dat mensen zijn geweest die de staat Nieuw Mexico trachtten te bereiken.
The New York Times verwijst naar een oud artikel, waar substantie uit deze pad ook gebruikt werd. Het begint met het bovenstaande. De man die beschreven wordt, blijkt de auteur zelf te zijn. Hij vertelt dat zijn bewustzijn van een ‘me’, een ‘ik’ dus, volkomen verdween. Er waren geen beelden en herinneringen meer, geen angst, vreugde of pijn: Er was niks meer om je aan vast te houden of om bij te horen. Alleen een cycloon van energie raasde er, en het leek een eeuwigheid te duren. Wanneer hij weer ‘terug komt’, wordt hij zich bewust heel zwaar adem te halen, hij blijkt te zuchten en geluiden te maken, als een menselijke accordeon. Omstanders ervaren het als spookachtig. Zelf heeft hij de ervaring met elke ademhaling al het verdriet en de pijn weg te blazen. Het blijkt ongeveer vijf minuten te duren. Langzamerhand kan hij weer opstaan en weer lopen, hij komt ‘tot zichzelf’. Maar de macht tot cynisme is nooit meer terug gekomen, na deze dag, zegt hij.
Transformatie…Het blijkt mogelijk te zijn. De wereld nu heeft het zó nodig. Met name door die klimaatklok die op vijf voor twaalf staat. Ik neem het verlangen of de fantasie in mij waar, dat ik de wereld, dat systeem, zou willen ontregelen. Maar de mensen die dit doen heetten vooralsnog ‘activisten’. Ze worden opgepakt en het gaat er dan over of het wel een goede actie was en hoeveel ze gestraft moeten worden.
Ook transformatie op het persoonlijke vlak, tussen twee mensen, ook dat kan je uit de aard van de zaak, niet alleen.
Dit lied is het einde van een podcast, een lang gesprek. Beide vertellen elkaar in de loop van een heel leven, dat ze voor transformatie bij de ander hebben gezorgd. Sleutelmomenten: het begin van de carrière van Norah Jones, werd ondersteund door Mavis Staples. De warme stem en liederen van Norah begeleiden Mavis haar hele leven. Voor Norah straalt er alleen maar licht en liefde uit Mavis, dat is wie zij is, zonder moeite. En dan zingen ze dit: Friendship. Zou het mogelijk zijn, om onze zinnen te verliezen, zó dat er een orkaankracht komt van verandering? …
Dit gedicht van Emily Dickinson kwam in mij op, tijdens het ontbijt met de projectgroep theologie. Na intense gesprekken over de onmacht van echte communicatie, de wijze waarop mensen hun koppen in het zand steken, de vreselijke toestanden in de wereld en de kerk. ‘En toch’…de kern van hoop? Of is het de verrijzenis-kracht die overal, hoe erbarmelijk de omstandigheid ook is, toch ook zichtbaar blijft?
We ontmoetten elkaar vanuit verschillende plekken door het land, in het Noord Veluws Museum in Nunspeet. Daar was een mooie tentoonstelling van Ben Viegers. Ik had nog nooit van hem gehoord. Wat een feest van kleur en natuurbeleving. Ook leuk dat je zo gewoon, direct enthousiasme daarover deelt, al heb je elkaar al weer een lange tijd niet gezien.
Ik was er in de vroege ochtend heen gefietst en zag zo het gebouw van Radio Kootwijk als een kerk in het landschap staan. Opwekkend dat deze er was om contact over de hele wereld te bewerkstelligen. In dit gebouw zat de sfeer en het, niet gezochte maar vanzelf ontstane, thema van het weekend wel vervat.
Ik ben in het Kröller-Müller Museum en stond mezelf net te verliezen in dit schilderij van Pissarro, vol lente-achtige groenheid. Grünen…dat woord dat voor Hildegard von Bingen zoveel betekent. Ontwaken, gaan Groenen, groeien, de ziel die wordt verfrisd…Ineens kreeg ik een sterke gedachte: Wat als? Stél dat ik nu een actie zou ondernemen, naar dit schilderij? Nee, ik heb geen blikje soep of aardappelpuree bij me. Alleen een flesje water. Het is hier zo rustig. Er kuiert één beveiliger door de gehele vleugel. Met zijn armen over elkaar. Of achter zijn rug. Nu babbelt hij met bezoekers bij ‘Caféterras bij Nacht’, van Van Gogh. Hij is ze zelfs iets aan het uitleggen erover. Zó is de sfeer nu: ‘Van Gogh maakt ons leven rijker’, staat erop de muur geschreven, maar ook ik kan de werkelijkheid hier, in ene keer van kleur doen verschieten.
Ik zou zijn hele dag kunnen veranderen. Inclusief de mijne en van de andere bezoekers. Iets om thuis te gaan vertellen. ‘Ik was er bij, toen…’ Zou dit het Journaal halen, vanavond ? En dan zou ik rustig zeggen: Nee, ik hoor bij geen enkele beweging of actiegroep. Ik ben gewoon een vrouw van 64 jaar. Die zich bewust is van de klimaatcrisis: er moét gehandeld worden.
Dit is de macht van de enkele burger. Ik kán dat flesje water gooien. Een ieder kan het. Stél dat veel burgers dit zouden gaan doen. Gewone mensen zoals ik zelf ben. Greta Thunberg stelt dit in feite ook voor, in een interview, maar aanleiding van haar nieuwe boek, vol wetenschappers en schrijvers. Doé iets, begin waar jij bent!:
Het zou kunnen werken als de vlucht zwaluwen op dit schilderij van Giacomo Balla. Er ontstaat snelheid en beweging, door herhaling. Het wordt een nieuwe film als veel mensen hetzelfde doen. Het wordt als een nieuwe motor.
Maar ik doe vooralsnog niks. Ik typ hier op een bankje tegenover deze vrouw. Haar handen in de schoot. Groen voert de boventoon. Hoe krijgt de wereld ‘grünkraft’?…
De sterfelijkheid van het leven. Een hangbrug in India met mensen die het Diwali-feest vierden. Schoenen van kinderen in Seoul die voor het eerst na Corona zich verkleedden voor Halloween…Vol verwachting de straat op naar anderen en dan ben je er niet meer.
Dit filmpje met U2. Ze zingen Where The Streets Have No Name. Het is in de Superbowl, na de aanslag van 11 September. Al de namen van degenen die omgekomen zijn, rijzen omhoog naar de hemel. De tekst is ontstaan in Ethiopië. Bono realiseerde zich dat daar geen straten zijn met namen en je dan wellicht dichterbij je hart leeft, ondanks de armoede. Terwijl in Belfast, waar hij vandaan komt, je aan de straatnaam weet uit welke klasse iemand komt. Zo’n arena vol uitzinnige mensen. Alleen bij de dood en bij theater en muziek, een feest (al dan niet religieus getint), is iedereen gelijk.
En ondertussen is vandaag nichtje L. één en twintig jaar geworden. Ik herinner me nog zó levendig dat ik haar in het ziekenhuis in mijn armen had. Zó klein en fragiel dat ik bang was dat zij in mijn handen zou breken.
Ik hoop dat zij nog een lange, lange levensweg heeft te gaan.