Vanochtend was het Emily Dickinson leesmorgen. In het lentezonnetje op mijn leesstoel. Haar sfeer is er een van heel allerdaags, eigenzinnig en tegelijk in dat kleine wijds en ruim. Haar gedichten hebben iets van compacte speeltjes, iets dat te ontrafelen valt en dat je al doende op een ander been zet. Direct ook, met een humoristische kwinkslag daarin.
Experiment to me
is every one I meet
If it contain a kernel?
The figure of a nut
Presents upon an tree,
Equally plausibly;
But meat within is requisite,
To squirrels and to me.
Als een eekhoorntje op zoek gaan naar vruchtvlees om het op te peuzelen. Ontdekken dat elke bolster een andere pit heeft en dat niet elke pit voedzaam voor je is. Soms blijkt de bolster zelfs leeg te zijn. Wat doe je dan? Gelukkig kun je atijd nog keren naar het Algemenere: een grotere stroom waar liefde en wederkerigheid wel altijd stromen:
Who has not found the heaven below
Will fail of it above.
God's residence is next to mine,
His furniture is love.
Leven met de concrete materialiteit, met mensen om je heen die vallen en opstaan, komen en gaan. Geboren worden, opgroeien en uiteindelijk sterven en het maar doen met alle gedachten en gevoelens die komen en gaan, telkens weer... komen en gaan.
The lost thought.
I felt a clearing in my mind
As if my brain had split;
I tried to match it, seam by seam,
But could not make them fit.
The thought behind I strove to join
Unto the thought before,
But sequence ravelled out of reach
Like balls upon the floor.