woensdag 6 november 2013

Berceau

Wat is wandelen toch een heerlijk iets. Eigenlijk gebeurt er dan alles tegelijk met je. Je zet je lichaam in beweging, je geest krijgt ook de vrije loop en om je heen is het bij elke stap weer anders. Ik was uitgestapt bij station Oosterbeek. In Trouw stond het vorige week beschreven, met als suggestie om de wandeling met Allerzielen te maken omdat deze begint bij de militaire begraafplaats van de Airbornmissie.

Dat scherpt ergens toch de zinnen: de begraafplaats ligt prachtig, tussen oude bomen. Al die witte kruisen op een groene deken: denkend aan de dood wordt het leven weer zo kostbaar, iets wat je elk moment weer inademt en uit, en in...: Ja, ik leef! Ja, ik leef! Een ander bijzonder iets in dit glooiende, liefelijke hersfstlandschap, hier een wit-gestreept berkenbosje met grote bruine varens eronder, daar de gele lariksbomen tussen de beuken en eiken, daar grazen wat koeien bij een landhuis achter een oude boom, is de berceau.

De berceau: een nieuw woord voor mij. Het is een 400 meter lange tunnel van beuken die als een grote slang kronkelt over de heuvels van het landschap. In het landgoed Mariëndaal is het gepland in 1865 in wat nu De Groene Bedstee heet. Een toepasselijke naam, want het voelt al wandelend aan alsof het landschap je als het ware koestert en een bedding geeft.

Het begon net te regenen, toen ik de berceau inging. Dan wandel je dus ineens zo, dat je droog blijft en de regen om je heen naar beneden druipt. Het doel was ook bescherming, vroeger: in Trouw heeft men het over dames van adel die er in de zomer flaneerden en zo werd hun huidje niet bruin, want dat was net uit.

Voor een dame van nu, is het wel troostend om je te voegen in een wandelend gezelschap van ook eeuwen her. Ik stelde me voor dat de eerste dames er liepen alleen maar voor het idee van wat het ooit moest worden: die liepen tussen kleine dunne beukenboompjes en die wisten dat ze het bedoelde resultaat niet zouden meemaken. Of dan al zó oud waren dat de witte schoonheid van hun huid toch niet meer zou tellen.

Zo wisselen de generaties elkaar af: het is een gaan en komen. Ik hoop dat ik in mijn leven nog vaak een komen en gaan mag meemaken. Maar vooral een komen: in elke komst begint het leven immers weer opnieuw.