donderdag 14 november 2013

Mijmering

Stel, dat ik nog maar één zin ofzo zou mogen spreken, wat zou ik dan zeggen tegen de mensheid...? Dan komt me toch die ene dichtregel voor de geest, 'Laten we zacht zijn voor elkander, kind' van Roland Holst. Het is zo'n zin die regelmatig door mijn hoofd zwerft.Het zou toch het enige zijn wat je het soort dat jezelf bent, een mens, zou gunnen: dat we zacht zijn voor elkaar.

Maar je kunt alleen maar zacht zijn voor een ander, als je dat ook bent voor jezelf. Niet week of slap, maar zacht. Tegenover de dingen die niet goed zijn gegaan, tegenover je verdriet en de donkerte, tegenover alles wat je uit handen kan glippen.

Maar hoe word je zacht voor jezelf? Als de wereld hard is, als je strijd in jezelf voelt en de strijd in de wereld om je heen? Als woede en razernij in je tieren? Zacht zijn... het is zoiets als water zijn, zonder vorm, de vorm aannemen waar je bent en weten dat je zal verdampen in de volle zon. Beschutting zoeken, dus ook, waar het schaduwrijk is, de bron in jezelf zoeken en schouwen naar je eigen spiegelbeeld.

Wie zie je dan...? Kwetsbaarheid, een teer web van rimpelingen als de wind erdoorheen waait, een beeld dat telkens beweegt en zich niet laat vangen.