Vandaag is het Allerzielen, de dag om de doden te herdenken. Maar wie gaat er nu in dit koude, grijze en mistige en vochtige weer naar het kerkhof, of 'de begraafplaats' zoals die nu heet? Daar voelen de dierbare overledenen nu wel erg ver weg aan. Dan kun je beter thuis in de warmte een kaarsje aansteken en nog eens naar een foto kijken. Hoe anders, als je dit 'viert' bij mooi en warm weer, zoals in Mexico. Dan wordt de scheidslijn tussen degenen die er niet meer zijn en het hier-en-nu dun en transparanter: als je met zijn allen de straten op gaat en de plaatsen waar de doden zich bevinden, versiert.
Precies vandaag las ik bij Karle Ove Knausgard in Vader, dat hij vader's doodsbericht krijgt en afreist met zijn broer naar de oude stad waar ze vandaan komen, om daar de begravenis te gaan regelen. Dan ervaar je mee: dat de herinneringen die je ontroeren soms van heel lang geleden zijn, toen je nog een kind was. Dat je eraan denkt wat voor man je vader was, dat je nu vanaf een afstand zijn strevingen en doen-en-laten bekijkt en dat je daarbij dan denkt: waar is dat alles gebleven? Wat stelt het allemaal voor? Al die dingen waar hij zich druk om maakte? Dust in the Wind, zoals het liedje van Kansas. En in dat kielzog geldt dat ook voor al je eigen dingetjes.
Ach, er is zo weinig voor nodig, denk ik vaak, om het leven zó te leven dat je er gelukkig in bent. De ene kant, daarbij is het mogelijk die zelf te creeëren, te koesteren en te vinden: dat je goede vrienden bent met jezelf en je je geborgen weet bij jezelf. Pas dan kun je ruimte voor anderen maken. En dat is de andere kant: als je dan die ander bent: dan is het geschenk dat je gegeven wordt, zo levendwekkend en bezielend; dat anderen er ook voor jou willen zijn.
Ik las een mooi gedicht van Herman de Coninck, dat zo heel helder en klaar die werkelijke verbondenheid en het verlangen daarnaar verwoordt. Hier komen leven, lachen en huilen samen en is alles zowel alles als niets. Allerzielen, dat zijn wij, alle zielen, allemaal, de aanwezigen en de afwezigen, die er zijn en die zijn verdwenen:
O, ik weet het niet,
maar besta, wees mooi.
zeg: kijk een vogel
en leer me de vogel zien.
zeg: het leven is een brood
om in te bijten en de appels zijn rood
van plezier, en nog, en nog, zeg iets.
leer me huilen, en als ik huil
leer me zeggen: het is niets.