Het was weer tijd voor de Psalmenmeditatie. Psalm 69 was aan de beurt. Misschien wel een van de heftigste psalmen, waar wanhoop en verdriet uitgezongen wordt. Hij begint zo:
Red mij, God,
het water staat aan mijn lippen,
ik zink weg in bodemloos slijk
en vind geen grond voor mijn voeten,
ik ben in diep water geraakt,
de stroom sleurt mij mee.
Poeh. Aan wie is dit gevoel onbekend? Ik denk dat iedereen dit weleens zo ervaren heeft. Alleen leven we in een maatschappij die ons telkens maar aanspoort om alleen onze successsen te melden. We moeten actief zijn, veel produceren, inspireren, aan moedigen, energie hebben en onszelf elk moment van de dag waar maken.
Dan kan het een opluchting zijn om deze woorden te horen, te lezen, uit te spreken. Dat we ruimte maken en vragen voor het zwakke en breekbare en broze in ons.
In deze psalm wordt wanhoop en onvermogen niet verbannen naar de kelders van ons bestaan, het donkere in. Maar het wordt aan het licht gebracht: de psalmist brengt het bij het licht. Zo onstaat er ruimte voor heel de mens. Voor alles wat we zij en wie we zijn.
Wat we niet kunnen, hoort evenzeer bij ons, als ons scheppend vermogen: deze regel had ik wel tien keer willen herhalen. Het is iets wat ik tegen al die mensen zou willen zeggen, die zich almaar alleen maar sterk en onkwetsbaar willen voordoen: Kom! Laat je zelf zien en vinden.
Want in deze psalm zitten ook die mooie regels die in deze tijd van het vasten, voor Pasen, steeds maar als aanhef in de kloosters wordt gezongen:
Heer, verhoor mij, gij mild in ontferming
Zie mij aan in uw mateloos erbarmen.
We kunnen alleen maar aan God vragen, wat we ook aan onszelf en aan elkaar vragen. In de nieuwste vertaling is het dan:
Antwoord mij, je bent genadig en goed
keer je tot mij, zie mij in erbarmen aan.
God nabij laten zijn is hetzelfde als een ander mens nabij laten zijn. Zelf nabij willen zijn. Zo kunnen we herademen en elkaar een thuis geven.