maandag 26 oktober 2015

Groei zonder agenda

Ik blijf het een heerlijk iets vinden in mijn leven dat ik een relatief rustige agenda heb. Er zijn nog altijd hele dagen waarin ik niks hoef en op zo'n God gegeven dag kan doen wat ik wil en wat er zoal in mij opkomt. Dat 'God gegeven', is niet alleen maar zegswijze voor me. Alle dagen waarop er afspraken zijn van welk soort dan ook, wijkcentrum, klooster, sociale contacten, die zijn in feite georganiseerd en gecontroleerd door mensenhanden.

Daar waar de tijd vanzelf losgelaten wordt, je innerlijk leven haar eigen gang kan gaan, daar ontstaat bij mij altijd de ervaring dat ik dan pas werkelijk leef en alles wat daarin gebeurd of juist niet gebeurd, op de een of andere wijze gezegend wordt. Niet dat ik dan jubelend door de straten loop; pijn, verdriet of gemis kan dan ook gewoon voelbaar zijn, maar alles is tegelijkertijd omgeven met een milde glans.

Waarschijnlijk is dat altijd zo, overal en nergens, maar is het alleen maar waarneembaar wanneer je zelf niet handelend van het ene naar het andere hoeft op te treden. Ja, ergens voelt alles wat ik in de wereld doe, ook als een soort van optreden: Het gebeurt met een deel van jezelf dat je dan inzet. Maar het geheel van jezelf komt pas aan het licht wanneer er niks hoeft en alles kan ontstaan en dat kan anders zijn dan dat wat je bedenkt.

Zo dacht ik gisteren om de hele dag binnen te gaan lezen, na het uitje met de vrouwengroep in de bossen van Paleis het Loo. Die rit ernaartoe, voornamelijk met de bus, gaf dat ouderwetse gevoel van toeren lang mooie wegen: overal stonden de eikenbossen in vlammende herfstkleuren. Maar gisteren scheen de zon uitbundig, dus als vanzelf ging ik toch in de benen en vond mezelf terug, al wandelend, langs de oevers van de rivier, stenen oprapend en een Traveler-tak, zoals de kunstenares Fiona Hall die noemt. Een dubbelzijdig rivierwezen dat me vriendelijk aankeek.

En ik dacht aan de woorden die ik eerder in de week in de bossen vond en waarvan M na de ochtendmeditatie zei, dat ze het als het ware verfrissend over zich heen voelde dalen:

Diep in de bossen
hoog in de bomen
vervult de stilte
het vermoeden van milde regen
in het ruizen van het bladerdek
schuilen ontelbare waterdruppels
velen zullen de grond onder
ooit bereiken
de belofte van uitbundige
groei.