Hij blijft maar in mijn hoofd zitten en af en toe staat hij weer voor me en moet ik glimlachen. Dus ik wijd maar een blogje aan hem, hij wil bewaard blijven. Wat gebeurde er? Ik was even binnen, weg van mijn campingstoeltje in het plantsoen vlak achter mijn huis. Ineens rook ik een sterke brandlucht, ik rende naar buiten en het hele achterpad stond vol rook.
Terwijl ik naar buiten denderde, renden er twee jongetjes weg. Ik donderde: 'Hé, hé, wat moet dat, wat doen jullie daar?!' Weg waren ze, maar de een riep naar de andere: 'Jouw fiets!!!' En ja, hoor, daar lag een jongensfiets, midden op het pad. Ze hadden een rookbommetje gemaakt. Van een oude vuurwerkkoker met gras en papier eromheen en ze hadden het dus aangestoken. Ik trapte alles uit, rolde alles in de aarde, maar het was best venijnig, het rookte flink na.
Nu had ik dus een jongensfietsje in mijn bezit. Ik tuurde het plantsoen in en zag in de verte, bij het bruggetje, een jongetje, spiedend, quasi-nonchalant mijn richting opkijken. Ik overwoog even om het fietsje bij mij in de tuin naar binnen te halen , maar besloot het fietsje tegen de struiken neer te zetten, een beetje verborgen en in de tuin rond te hangen. Ik gunde hem wel een escape, maar toch niet helemaal vanzelf. Ik zou hem toch wel even aanspreken, als hij zijn fiets weer in de hand had.
Ja, hoor, daar kwam hij aan. Razendsnel keek hij het gangpad in, zag geen fiets en rende weer weg. Hij had het dus niet ontdekt achter de struiken. Dus ik ging weer op mijn campingstoeltje zitten. Daar stond hij, bij het bruggetje, mijn richting op te kijken. Ik wilde hem al bijna wenken, maar toen kwam hij aanlopen. Met afgezakte schouders, zijn hoofd gebogen, in een rechte lijn, direct naar mij toe. Hij ging voor me staan, keek me aan en zei: 'Het spijt mij.'
Ik vond dat ergens zo mooi. Dat hij gewoon de moed had, om het zó te doen. En iets van een gezond realiteitszin: als ik mijn fiets terug wil hebben, dat zal ik actie moeten ondernemen. Niet bang en wel schuldbewust. 'Nooit meer doen hè', zei ik, 'dat had best gevaarlijk kunnen worden.' Hij knikte luid, in zijn lichaamstaal, en duidelijk. Je moet iets van een helder zelfbesef hebben, om dat zo te doen. En tegelijk een vertrouwen in de ander, dat deze jou accepteert, zoals je bent, zoals je gedaan hebt. Mooi.