Het is de tweede keer in mijn leven dat het exact op dezelfde manier gebeurde, met exact dezelfde gemoedstoestand. De eerste keer was het 'De wagenmenner', een bronzen beeld dat in Delphi in Griekenland staat. Nu was het bij 'De schreeuw' van Edward Munch, nu te zien in het Van Gogh Museum. In beide gevallen ben ik aanvankelijk wat geïrriteerd omdat je zo opgeklopt naar een publiekslieveling geleid wordt.
De Wagenmenner had ik al op vele affiches van te voren gezien en ik zag hem in de verte al staan toen ik het tempelcomplex van Delphi betrad. Het schilderij 'De schreeuw' heb ik al zo vaak op reproducties gezien, dat je er wat verveeld van raakt. Nu, al schrijvend realiseer ik me, dat ik dat toch nog een keertje heb meegemaakt: met Venetië. Dat er door het overbekende een soort van onwil in me zit om het werkelijk te bekijken. En dan doe je het tóch...en dan!
Totale overrompeling, een heftigheid in me die plotsklaps wordt aangewakkerd. meegezogen in een totaal niet van te voren voor te stellen werkelijkheid en gevoelslaag. Venetië werd mijn stad, de stad van mijn brein, de Wagenmenner is symbool gaan staan voor levenslust en wilskracht, leven dat door het lichaam heen vibreert, wel en niet bestuurbaar tegelijk.
En 'De schreeuw'? Ik stond ervoor, en zag dat strak ovalen mondje. Meerdere keren in het zwart omcirkelt. En alle woelige baren, alle emoties die daaromheen wervelden die werden erin meegezogen, erin opgenomen, zó dat je ineens kon voelen wat de wanhoop moet zijn als je bevangen wordt door angst, als er een kluwen in je ontstaat die je verstikt en waar je jezelf niet uit lijkt te kunnen bevrijden.
'De schreeuw' werd van een plaatje een beleving, net zoals 'De wagenmenner', en Venetië. In plaats van aan de buitenkant te staan, was ik ineens binnen. Wonderlijk hoe je dat kan overkomen.