Het is wel heerlijk om uit te kunnen oefenen, dat gezegde: Pluk de Dag. Een van de voorwaarden is, dat je de dag ook werkelijk kunt plukken als een veldboeket in de zomerwei. Dus niet bezet moet zijn en je richtingen op wordt gestuurd waarover je zelf niet kunt beslissen. En dan moet er ook iets van een zomerwei zijn: op een kale vlakte in de modder en de mist is niet veel te plukken.
Eergisteren was het dus zo'n dag voor mij: een stralende zon, helemaal windstil. Her en der in de schaduwen lag er nog wat sneeuw en er was rijp op het gras en op de bladeren. Dit is misschien de enige dag van dit seizoen om iets van de winter te gaan genieten, zoals ik onlangs zag op schilderijen in het Teylers Museum. Winter... iets van verstilling, vaart op het bevroren water op de schaats, sneeuw die een nieuw soort van wereld geeft: dit alles moet de reden zijn waarom het tafereel zo hardnekkig aanwezig is op kerstgroeten en nieuwjaarswensen.
Laat ik deze dag plukken en de bossen ingaan, om het optimale van een frisse winterse dag te beleven, zo dacht ik. Dus ik maakte mijn wandeling van twaalf kilometer van station Dieren naar station Rheden. Dit is het helemaal. Ik hoef ondertussen niet meer op te letten waar en hoe ik loop, ik ken de weg. Die weg die altijd zo'n belofte aan ruimte geeft, omdat die vele vertakkingen in die bossen kent, die ik dan allemaal niet neem. Het is daar stil, zo stil aan de Veluwezoom, vooral op een doordeweekse dag.
Op die wintergeluiden na: Dat het knispert onder je voetzolen als je door witbevroren blad loopt. Dat het kraakt als je je voet voorzichtig op waterplassen zet. De dag en ikzelf voelden vederlicht.