maandag 6 november 2017

No Nature

Een intrigerende tentoonstelling in Zutphen, deze week van vrijdag tot en met zondag nog te zien in Dat Bolwerck. Bij binnenkomst hangt er een brok smeltend ijs, misschien oorspronkelijk in de vorm van een hart, aan dunne draden. De druppels smeltwater worden opgevangen in een wijnglas op een grote boomstam. Dit is een gezamenlijk werk van de drie kunstenaars die exposeren: het kunstenaarstel Pieter van der Pol en Karin van der Molen en in de kelder zijn er video-installaties van Pat van Boeckel.

No Nature heet de tentoonstelling: dat is een ontkenning van dat wat er is: natuur. Hier word je dus in een wereld geleid, die wel wil verwijzen naar natuur, maar die het tegelijk wil ontkennen. Misschien is dat de gesteldheid, zoals wij die zelf leven: wij zijn allemaal natuur, want een sterfelijk lichaam, overgeleverd aan moeten eten, drinken, dat verwerken en weer opnieuw beginnen, elke dag weer. Maar we doen steeds meer of we met onze  wil alles kunnen controleren en maken en de natuur, die we dan buiten onszelf plaatsen, zouden kunnen bedwingen.

Kunstenaars máken dingen; dat is hun professie. Ik zie stoelen waar vleugels van takjes aan gemaakt zijn, een opgespannen ijsberenvel, die van witte veren gemaakt blijkt te zijn. Er hangt een vossenbontje over de vleugel, maar ook die is, als je dichterbij komt van veertjes gemaakt, er hangen een soort van ontvellingen van wit katoen: het lijken dierenhuiden, maar er zit wel een menselijke rode handschoen aan. In een fotoboek zie ik Karin van der Molen pogingen ondernemen om te verdwijnen in de natuur, bijvoorbeeld geheel bekleed door platte leistenen, gefotografeerd door Pieter van der Pol. Of helemaal bedekt met modderige aarde met daarbinnen wel een schoon spoor van witte huid. Er hangen geweien, wellicht gemaakt van was, aan een kleerhanger een broos wit kraagje van een meisjesblouse met daarboven een echt gewei, je trekt aan een touwtje en in het kistje achter glas gaat de deksel open met een oog dat open en dicht gaat: Now I see you, now I don't...

Pieter van der Pol verzamelt hout en maakt daar een engel van, vogels, menselijke gedaanten in een frame. Er staat een grote lange houten tafel met dertien boomstammen als stoeltjes, op de tafel zijn cirkels getekend als bordjes met daarop stukken kronkelend hout, er staan bekers bij die gemaakt zijn van smeltend ijs. Er hangt aan het hoofd van de tafel  een groot gouden kruis aan de muur, met een boomachtig figuur daarop. het geheel doet denken aan Het Laatste Avondmaal. Zie je een soort van doemscenario? Associaties met smeltende poolkappen, een naderende dood door een kruisiging? Nee, de sfeer is eerder verstild en beschouwend. Op de plaats waar Jezus zou kunnen zitten hangt een koptelefoon met muziek.

Dan is er nog de kelder. Het ruikt er muf en vochtig, de vloer is ongelijk, je schuifelt in het donker. Prachtige video's: het regent met sneeuw, er verschijnt een zwevend mens van gras en hooi die veranderd in een kleine boot. Het doet me denken aan de cargo-cultuur: mythen die onstaan zijn in de Amazone van een vracht met goederen van een goddelijke weldoener die komt als je goed leeft, waarschijnlijk is dit verhaal ontstaan omdat er ooit een missionaris met goederen aanmeerde. Een video van een vogelkooi in een berijpt landschap, die daarna hangt in een boom: er vliegen vuurvonken naar toe, er ontstaat iets van twee witte papieren vogels in de kooi.

Natuur, die geen natuur is en vervolgens wel weer natuur is. Ontstaan en vergaan. Daar tegelijkertijd een deel van zijn en het niet-zijn...Waarom maak je een gestileerd hertenkop met gewei zoals de echte er hangen in talloze landhuizen, wat wil je zeggen door een rots te belichten met een grote lamp? Of in een soort van roestige lantaarn waar het fragiele netwerkachtige skelet hangt van een oranje lampionplantje waarna er een filmpje verschijnt van een man met daaronder: 2+2=5, waarna de man als het ware opgaat in het rood-oranje van het lampionnetje?

Ik weet het niet. Een antwoord is ook niet nodig. Dit is verwijlen bij het raadselachtig van ons eigen menselijk bestaan te midden van natuur die soms ver weg lijkt en soms juist zo dichtbij is, In onze eigen aderen . In elke zucht lucht die we inademen en vervolgens weer afstaan.