Ik miste het bos, de eerste dag. Het daarin geborgen zijn, enigszins erin opgenomen en de wolken in de luchten die aan drie kanten van mijn huisje te volgen zijn. Hier, op de boerderie zie je de onrust van de lammeren in de wei, de witte koeien die even losgelaten worden, rondspringen en dan in een drafje weer richting de stal gaan. De ooievaar houdt stand op het grote nest (er zitten jonkies in, ik zie door de verrekijker af en toe een klein vleugeltje omhoog fladderen) en eentje vliegt soms heel laag over. In het bos houden de vogels zich stil tijdens regen en wind, maar als de zon dan even fel gaat schijnen, beginnen ze meteen te fluiten. Er was alleen wat hardnekkig territorium-spel van twee Vlaamse gaaien en de grote houtduiven laten zich nog het meeste zien in wisselende weersomstandigheden.
Hier zijn het de katten die voor mij een bron van verwondering blijven. Zo eigenzinnig, met ieder hun vaste plekjes in het huis, zo innig tevreden een zonplekje vindend, half beschut tussen bank en grote bloempotten met stekken. Besluiten om naar je toe te komen, vragend of juist dromerig je aankijkend, besluiten om zich te laten strelen, op je schoot te gaan zitten en ook zó weer vertrekken, naar eigen goeddunken.
Ik weet nog, toen ik helemaal niks van katten wist, dat ik eerst echt dacht dat het een grapje was: dat als je een kattenbak neerzet met grint, ze meteen weten dat dit hun wc is. Hoezo?! Dat kán toch niet? Welk dier doet dat nou? Een hond moet uitgelaten worden, zet je voor een hamster, marmot of konijn ergens in de kamer een bak neer, bedoeld om daar te gaan poepen en plassen, dat doen ze toch niet? Waarom een kat wel, dat kón niet. Mijn verbazing was eindeloos groot, toen het wel zo bleek te zijn..Alleen al om de katjes vind ik het leuk op de boerderie.