Tot ik de eerste zeven pagina’s ofzo gelezen had en het me inderdaad mee zoog naar zwartgalligheid. Nee, ik wil niet 257 bladzijden lang in het hoofd van deze man zitten, dacht ik, wég ermee. Het hoofd van Cliënt E. Busken geschreven dus door Jeroen Brouwers. Maar ik had het boek dus nog hier in mijn boshuisje en vandaag besloot ik om mij ertoe te zetten om het boek als geheel, in een ruk uit te lezen. Ook dóórlezen dus, al zou het niet bevallen. Ik wil dan toch weten of ik de erkenning met de Librisprijs terecht vind.
JA, kan ik nu volmondig zeggen, na het boek met de onderbrekingen van alleen een kop thee, iets eten en een toiletstop voornamelijk in mijn tent-tuin-kasje gelezen te hebben, terwijl de regen af en toe op het doorzichtige dak kletterde. Gewoonweg als kamperen dus en in mijn ervaring lees ik dan ook geconcentreerder en intenser, zo’n beetje in de natuur; sensaties komen dan meer binnen. Het boek beslaat één dag van het leven van E. Busken die op de gesloten afdeling van een verpleegtehuis woont, tenminste lijdend aan dementie, is de eerste indruk, maar wel in staat om zeer beeldend te melden hoe het is om opgesloten te zijn in je lichaam, in totale aftakeling en afhankelijkheid, je zelf wassen kan en mag niet meer, en dan het vreemde contact met al die verplegende personen aan je bed, professioneel aardig en luchtig, maar wat heb je daar aan?
Ik kwam alweer heel lang geleden elke week in een verpleegtehuis en vond het daar werkelijk surreëel gek. Mevrouw S. die ik er bezocht, was geveld door een hersenbloeding en daardoor aan één zijde verlamd geraakt, maar helemaal helder van verstand, maar ze mocht in de huiskamer niet naast de enige andere heldere zitten. Dus zat ze de hele dag aan een tafel met half slapende en kwijlende niet aanspreekbare dementerenden. Reden: dan kon ze een oogje in het zeil houden. Er was één vrouw op de slaapzaal waar ze sliep die loerend rond spiedde en iedereen ervan beschuldigde dat zij dingen van haar stolen, terwijl het vermoeden was, dat ze dat zelf was. Rollen koekjes, bonbons, maar ook sieraden verdwenen er.
Bij E. Busken weet je gaandeweg, al lezende, niet wat er allemaal met hem aan de hand is en dat is het knappe van het boek. Hij denkt van zichzelf een beroemde wetenschapper te zijn, schrijver, schilder, bevriend met Beatrix enzovoort. Ook blijkt hij geleefd te hebben in verschillende tijden en op het eind zegt hij ergens dat hij misschien al heel lang daar woont. Terwijl je in het begin denkt dat hij er net is. Ook wordt onthuld dat hij geen eigen inkomsten heeft en totaal onverzorgd in een verwaarloosd huis vol rotzooi gevonden is, dat de boeken van zijn moeder er gebleven zijn. Dus wie was en is hij? Nú dus vastgebonden in een rolstoel, trillend en schuddend met lekkende pampers aan.
Je verdwaalt in zijn geest in ongekende mogelijkheden (al de verplegenden zijn dan weer man, dan weer vrouw en hij werd als kind als een meisje gekleed, meldt hij) en dat brengt zijn observaties in de discussies van nu: over gender en Black-Lives-Matter. Het was een heel fijn boek voor een regenachtige middag in een taal met een ritme en een cadans die swingt.