De hele ochtend, al sinds het wakker worden, gaat het liedje Ik mis je van Maaike Ouboter door mij heen. Ik snap wel hoe dat in het lab van mijn brein is ontstaan. Gisteren hield ik me wel wat bezig met de dood, vergankelijkheid, hoe herinneringen en emoties je innerlijk landschap vormen en hoe dat zichtbaar kan worden en daardoor in jezelf verankerd kunnen blijven.
Allereerst vond ik in de kringloopwinkel een Nijntje van Dick Bruna; Lieve Oma Pluis. Er is een periode dat ik deze boekjes verzamelde, een missie voor op Koninginnedag, dus ik heb er in het huis in de nieuwbouwwijk wel meer dan een halve meter van staan. Ik ben met het actief verzamelen gestopt, maar als ik er eentje zie dan kijk ik het toch in, zonder het te willen kopen. Ze mochten ook nooit duurder zijn dan één euro, dat was het criterium tot aanschaf. Deze was 0,75 cent en het bleek over de dood van Oma Pluis te gaan, wel sterk om in 1996 al, dit tot onderwerp van een peuterboekje te maken.
Een gele doodskist op een oranje ondergrond, met oma pluis erin en het eindigt dat oma veel van plantjes hield en Nijntje van het graf een soort van tuintje maakt: ‘En dan zei zij: lieve oma…’/ als zij op dat plekje stond/ en dan was het net vond Nijntje / net of oma haar verstond.’ Einde boekje en natuurlijk nam ik deze toch mee. En zo raakte ik in dat onmetelijke gebied tussen dood en leven, wat er niet meer is en in je hoofd er wel allemaal is en dat het zo’n universele ervaring is, dat iets of iemand present kan worden omdat je iets dóet, een keten van handelingen die nabijheid veroorzaken, zoals Nijntje een tuintje aanlegt…
Ik ging er op een bank zitten om twee dikke andere boeken uitgebreid te kunnen bekijken en ook die heb ik uiteindelijk gekocht: ‘FILM, a critical introduction’ van Maria Pramaggiore, een leuk project voor de herfst en de winter en PELGRIMAGE, fascinerende fotoreportages van Kazuyoshi Nomachi, die o.a. voor National Geographic fotografeert en in dit boek pelgrimsplekken, wereldwijd in beeld brengt. De Sahara waar je een reis kunt maken naar een andere dimensie en Mekka en Medina, en ja: ik zie Varanasi in India in beeld, detailfoto’s zoals ik het met eigen ogen gezien heb, en het Tibetaans jongetje van Alison Wright bij mijn bed, krijgt ineens een context in een foto waar je de nomadenstam ziet wandelen in een lange sliert met hun kuddes vee in een geel steppengebied en waar er meerderen een zware bontmuts dragen van dierenvacht.
Ondertussen valt mijn oog op een boek op het tafeltje naast mij: The End and The Beginning van Kathy Pendergast met op de voorkant een intrigerend klosje garen. Het blijkt gemaakt te zijn van het mensenhaar van drie generaties: zijzelf, ze komt uit mijn bouwjaar, van haar moeder er haar zoon. Zij is een Ierse Kunstenaar, die ik hiermee ontdekt heb. Menselijk haar is verwerkt in meer van haar werk: het groeit uit een tafeltje en de bekleding van de stoel die erbij geschoven staat, uit een kussen, een hoofdkapje, zij breide grafhandschoenen in gebedshouding.Zij weefde een wit grafdekentje voor een baby en verwerkte daar stukjes wit marmer in. Dit soort werk blijkt zij rond 1999 gemaakt te hebben, toen ze meer aan huis gekluisterd was en veel van haar tijd ging naar het grootbrengen van drie kinderen.
Maar zij is vooral bekend doordat zij geïntrigeerd is door kaarten en atlassen: via bestaande landkaarten en stadsplattegronden brengt zij die andere, onzichtbare wereld in beeld, waarin een ieder van ons eigenlijk leeft… Een kaart van Amerika waar al het bestaande is weggewist en vervangen door plaatsen, rivieren, kreken etc die beginnen met het woord ‘lost’. Zij wil alle hoofdsteden van de wereld tekenen en dat doe zij ieder op exact hetzelfde formaat (24x32 cm), met potlood op wit papier en elke stad lijkt nu eerder iets organisch te hebben, je denkt aan de complexheid van alle nooit gekende verbindingen in je eigen brein of de fijne nerven van een boomblad op het moment dat het bijna vergaan is…Op YouTube zijn er twee goede filmpjes die haar, nog meer dan het boek al deed, bekend aan mij maken, nu buiten, in mijn bostuintje.
Maar gisteren, geheel verdiept in al deze boeken, zittend op de bank in de kringloopwinkel, voelde ik ineens gelik aan mijn tenen: het bleek een klein juffershondje te zijn, wit met zwarte vlekken en aan haar lijn een sjiekere dame die zich honderdvoudig begon te verexcuseren. Het hondje was nog jong en in opvoeding, om het te leren niet hardop te blaffen, kreeg het een tik op de neus, dat was niet leuk, maar het moest wel, en kijk verderop loopt het echte baasje (haar man die tussen de boeken aan het snuffelen was), daar wil het heen en nu moest zij het hondje in toom houden. Ik zei haar het helemaal niet erg te vinden. ‘O, heb je dat gehoord, het is buiten noodweer, het regent, het stormt er valt geloof ik hagel’ Nee, het was mij nog niet opgevallen’ zei ik, ‘maar nu is er een extra reden om hier maar te blijven zitten’. Tot mijn verrassing reageerde ze met: ‘Je bent een leuke vrouw.’ En ze liep in één beweging door naar beneden, om het noodweer vanachter het glas beter te kunnen bekijken.