Deze editie van Sonsbeek doet recht aan het oorspronkelijke initiatief in 1949: na de heftige Tweede Wereldoorlog, waar Arnhem geschonden is, met kunst een poging tot herstel doen in de openbare ruimte. Ik dacht ook meteen aan de Documenta 13 van 2012 waar ik wekenlang rondgelopen heb en dat dit ook als nadrukkelijk thema had en je als bezoeker naar allerlei plaatsen in en rondom Kassel werd geleid, waar er iets rondom de tweede wereld oorlog had plaatsgevonden.
Deze ‘Buitenplaats’ vlak boven Arnhem, aan de Koningsweg nabij de bossen, is door de Duitsers gebouwd en diende voor de opslag van munitie en andere militaire doeleinden. Ze bouwden het alsof het een klein Veluws dorpje is en dat is goed te zien aan ‘De Hangar’, het sluitstuk van de kunstroute die uit vier delen bestaat: het lijkt alsof er een grote boerderij in het bloeiend geel korenveld staat (door de Zuid Afrikaanse kunstenaar Sunette L.Viljoen voor deze gelegenheid ingezaaid), vroeger was het waarschijnlijk weiland en opener, want er stond een gevechtsvliegtuig in. Nu is de Buitenplaats overigens een wat rommelig gebied, waar zowel kunstenaars als projectontwikkelaars hun slag slaan, er wordt volop gebouwd en er staan ook al nieuwe huizen. Maar in nog oude gebouwtjes: in de portiersloge, oude klaslokalen, en een oude machinekamer is nu dus kunst te zien.
Er is kennelijk ook een thema rondom geluid, frequentie en trillingen die van alles met elkaar zou verbinden, ik las er een onleesbaar iets over, dus dit gedeelte is mij nog ontgaan, wellicht wordt mij dat duidelijker als ik andere delen van de tentoonstelling ga bezoeken in de parken rondom Arnhem, en de binnenstad, waaronder twee kerken, maar op de Buitenplaats leidt de route wel naar een ervaring van ‘troost', zoals een vrijwilliger het noemde, die overal op stoeltjes zeer welwillend wel op mijn fiets zouden passen, terwijl ik binnen was.
In de oude machinekamer is een intense film van de Pakistaanse Hira Nabi: All that perishes at the edge of land (2019) die daar ook al een prijs voor heeft gewonnen. De film doet wat in de woorden van Frans Kafka literatuur moet doen: het hakt met een bijl een wak in het ijs van je ziel. Je ziet Pakistaanse arbeiders voor letterlijk een hongerloon, ze krijgen net genoeg om niet dood te gaan en aan het werk te kunnen blijven, zoals een van hen zegt, een grote roestig schip onttakelen en opruimen. De beelden hebben ook een poëtische en surreële schoonheid, roestbruine-oranje pasteltinten, mensen die als mieren op de immens grote ketting het schip op kruipen, en tegelijk weet je dat je naar iets verschrikkelijks kijkt: de filmtitel is geheel waar: alles vergaat daar aan de rand van het land: zowel het schip, als de mensen die dat moeten bewerkstelligen…
En tenslotte wandel je dan naar die installatie van Viljoen, die verbouwde ‘boerderij’, die letterlijk iets van veerkracht geeft, en toen fietste ik weer naar huis over de mistige vlakten van de Hoge Veluwe, met tussendoor een mild regenbuitje waardoor alles extra gaat geuren… Thuis pakte ik mijn dikke boeken uit de fietstas: elke dinsdag blijkt er een uur lang een bus van de bibliotheek naast de muziektent in Hoenderloo te staan en ik had net in mijn stadsbibliotheek geïnformeerd of ik ook in Apeldoorn kon lenen en dat kan. In plaats van lezen-online, fijn weer dikke boeken in je handen.