Zo ging dat dus niet, gisteren al bij een gedicht dat ik tegenkwam. Het is van een Italiaan: Folgóre de san Gimignano (1270-1322). Een bijna tijdgenoot van Franciscus van Assisi (1128-1226), nou ja, eigenlijk niet helemaal zie ik nu, het is meer dan 50 jaar later… Maar toch: ik schat in, dat de gedetailleerdheid in het gedicht, over heerlijke spijzen, er ten tijde van Franciscus ook was. Het gaf mij in een flits een heel concreet beeld en sfeertekening van het leven van Franciscus voor zijn ‘bekering’: zijn ommekeer waar hij het leven van een rijke, feestende jongeman met ridderlijke idealen, zoon van een lakenkoopman, inruilde voor een leven in absolute armoede.
Over dat laatste, daar zijn wel materiële overblijfselen van: in Assisi is er in een vitrine het habijt, eerder een viezig bruinige rafelige hoop aan elkaar genaaide modderige vodden, te zien waarin hij zich hulde. En er zijn de vele verhalen waarin steeds maar weer verteld wordt, hoe hij zich alles ontzegde, ook eten. Door dat gedicht zag ik ineens wat hij achter zich gelaten heeft.
Opmerkelijk blijft het: dat je je alles wilt ontzeggen voor de ‘goede zaak’, de zaak van de geest; ‘spiritualiteit’, die zoekt naar vrijheid en liefde… of hoe je het verder ook noemen wil, gaat nooit samen met dikke buiken, lekker eten en alle genoegens van het leven… En in een flits dacht ik: als Europa zich nu toch wat meer zou kunnen ontzeggen en iedereen gewoon thuis zou blijven in deze zomermaanden… was het dan mogelijk geweest om in het najaar bijna Coronavrij te zijn? … En als vervolgens het Westen dan zoveel mogelijk vaccins met de hele wereld zou delen… zou de pandemie dan in onze winter niet ‘gewoon’ voorbij kunnen zijn? Zo zal het niet gaan. We kiezen voor het feest; voor het genoegen van samen, warmte en genot dat ook in dit gedicht ademt.
En nu tenslotte zo meteen dus dat gedicht, want nu doe ik het dus wel. Omdat het gedicht en de gedachten erover als een oorwurm bij me zijn gebleven, vandaag en ik er dus een blogje aan moét wijden. Daartoe moet ik mijn laptop openklappen in plaats van door kunnen typen op de handige iPad, waar ik, nu liggend, alles op doe, want hierop kan ik geen korte regels onder elkaar typen en vanochtend had ik dus geen zin in al die extra handelingen; te lui dus. Daarvoor in de plaats heb ik wel met een huishoudladder heen en weer over het terrein gelopen, 400 meter elk, de afstand tussen de schuur van Y. en mijn huisje, en heb ik, voor zover dat mogelijk was, hopen oud nat blad en twijgjes van het dak geveegd. Het is iets waartoe Y. mij aanspoort: ik moet dit huisje onderhouden!
Dus zo meteen het gedicht. Het speelt zich af in Siena, dat ik ooit met een boemeltreintje vanuit Florence heb bezocht en er zoveel wijn had gedronken, dat ik er 's avonds in de tent van moest kotsen. Overmaat schaadt, is dan de volkse wijsheid, waar geen ‘spiritualiteit’ aan te pas hoeft te komen. Dat overtypen ga ik doen in de rust van de wedstrijd België-Italië.
JULI
in Juli zit je in Siena vroeg en laat
bij kruiken wijn uit verre oogstseizoenen
en kelderkoele dranken met citroenen
met al je vrienden fuivend langs de straat:
vruchtengelei in volle overdaad,
geroosterde patrijzen en kapoenen,
reebokken, bosfazanten en kalkoenen,
en als je 't lust, knoflook met kalfsgebraad.
't Er goed van nemen met je kameraden
en niet de hitte ingaan, die maakt je slap,
en steeds gekleed in luchtige gewaden:
blijf rustig zitten en verzet geen stap,
zorg dat de dis met spijzen is beladen,
en gun je vrouw geen vinger in de pap!