Ik hou wel van de psalmen. In de kloosters worden ze dagelijks gezongen of opgezegd en we gebruikten ze jarenlang als begin van de stilte-meditatie, overwegende woorden en een afsluitende zegenwens daaromtrent, en ik herinner me zelf nog psalm 12 waar ik omheen cirkelde. Toegegeven, ik moest soms een psalm wél ‘omdenken’, hoe maak je als het ware een routekaart om door de psalm te navigeren, zó dat het in deze tijd kan aanspreken? En deze psalm ging voor mij over taal. Op 19 April 2011 (zó lang geleden alweer…) deed ik er verslag van in dit blog.
Nu ben ik blij dat ik mocht beginnen met psalm 1, want daar is niet veel voor nodig om deze mooi te vinden: de mens wordt vergeleken met een levensboom die sterk kan gaan wortelen bij stromend water. Stél dat ik aan de slag had moeten gaan met psalm 2… Deze woorden roepen nu een acute hekel in mij op, omdat ik zie dat Israël deze nú waar maakt, God spreekt:
Vraag het mij
en ik geef je de volken in bezit,
de einden der aarde in eigendom.
Jij kunt ze breken met een ijzeren staf,
ze stuk slaan als een aarden pot.
Dat roepen de kolonisten nu: deze grond is al 3000 jaar van ons. Maar de psalmen doen gelukkig ook beroep op heel andere vermogens van de mens, de vraag om juist los te laten, vrede en liefde te ambiëren, geen ego en macht. Een van mijn lievelingspsalmen is psalm 84 met de woorden, ‘Gelukkig de mens, wier kracht is in U, met de pelgrimsweg in hun hart.’
Ik kwam deze schilderijen tegen in de rondgang van de Koepelkerk in Arnhem, vandaar dat de psalmen weer even mijn aandacht kregen, want er zijn nu tijdenlang dat ik nauwelijks aan ze denk, heel anders dus dan in mijn ‘kloostertijd’.
Zo verandert je focus gedurende een leven, maar ik zie het toch meer dat hetzelfde steeds weer verschijnt, maar dan in totaal verschillende gedaanten…Zo is dít het beeld van de kerststal van dit jaar. Dat meisje dat je vragend aankijkt temidden van de dekens in het rood, kerstrood, al die kleurige, smaakvolle dekens
die nog getuigen van het huiselijk leven dat in het puin geslagen is. Het maakt Gaza tot een andersoortig rampgebied dan alle andere, die er ook nog zijn op de wereld. Deze mensen kunnen nergens heen, ze zitten al 75 jaar gevangen, zó lang al op de vlucht in een heel beperkte ruimte en nu bijeen gedreven aan de rand van de bestaansafgrond. Je kan alleen maar hopen dat ze niet hun verstand verliezen, hun menselijkheid, en een thuis blijven vinden bij elkaar.