Het was een winterse, koude dag zoals vandaag. Ongeveer 35 jaar geleden. We reden met ons gezin naar Brussel. Een nicht was gearriveerd uit Indonesië. Het eerste familielid van mijn moeders kant, die we in levende lijve zagen.
Door een doolhof van straten kwamen we in de arme kant van Brussel. Vervallen oude huizen, rommel op de straten. Daar stond ze in het kale licht van een peertje: een mens met de gelaatstrekken van mijn moeder, dezelfde kaaklijn, dezelfde oogopslag als die van studentenfoto's van mijn moeder.
Verdwaald. Ontheemd. Met te dunne kleren aan. Een koffer stond nog in een smal hoog gangetje, maar die bevatte vast geen wollen truien.
Voor het eerst het besef dat de vertakkingen van mijn familie ver reikten. En arm waren. Dat de wijze waarop ik leefde niet vanzelfsprekend was: Mijn bedje gespreid, geen zin in school kunnen hebben, puberhormonen uitleven; klagen, zeuren, ontevreden zijn over niks. Een nieuw gevoel overspoelde me. Dat van schaamte.
Zij zou komen studeren in Europa en als ze klaar was, dan zou ze geld gaan verdienen en al haar andere broers en zussen ook laten overkomen. Mijn ouders stonden financieeël garant voor haar.
Ze had iets vastberadens, hoe breekbaar haar uiterlijk ook leek. Haar armen over elkaar heen geslagen, strak tegen haar lichaam aan, lange smalle vingers in knuisten.
Ik herrinner me het nog zo goed. Iets in mijn wereldbeeld is toen voorgoed veranderd.
En het is haar allemaal gelukt! Ze heeft bloembollen gepeld om zoveel mogelijk te kunnen sparen, heel hard gewerkt en gestudeerd en haar hele familie, die dus ook de mijne is, kwam over. Er kwamen berichten dat men stil viel als mijn tante bij een belgische slager naar binnen liep, we maakten het zelf mee dat een bakker in het centrum van Brussel ons dood gewoon negeerde, mijn vader briesend van kwaadheid. Of het nog steeds zo is in de hoofdstad van België, ik weet het niet.
Maar Lanny's tijden zijn verandert:Ze bezit nu een huis in Zwitserland, nog 2 stuks ontroerend goed, ergens in de bossen en ergens aan zee, geloof ik. Ze heeft haar apotheken verkocht en is nu voor eigen plezier, af en toe werknemer in eentje daarvan, om het vak niet te verleren.
Er lopen duizenden, miljoenen Lanny's rond. Wat kan ik er van zeggen? Ik had zelf een Lanny kunnen zijn, als mijn ouders ooit besloten hadden om naar Indonesië terug te keren. Voor de toekomst van hun kinderen, zijn ze gebleven.
Vreemd, hoe de invulling van mijn leven ten zeerste is mee bepaald door mijn ouders.
Geef de Lanny's de ruimte!
Niet omdat zij ooit de dokter kan zijn die jou als oud besje van de dood redt. Of de rechter die wat snapt van interkulturele drama's bij jouw kind dat dreigt te ontsporen. Of de pillendraaier dus, die het labarotorium van jouw lichaam op peil houdt. Maar omdat het potverdorie toch echt van de zotte is, dat er mensen zijn voor wie ALLES in hun bereik ligt en voor het merendeel van de mensheid zo goed als NIKS.