Op de begrafenis van Vader kozen we 's ochtends voor krentenbollen, ongesmeerd, zodat die in de geest van Vader fijn meegenomen konden worden van het rouwcentrum naar de kerk en vervolgens naar de begraafplaats. Wie het hele progamma meemaakte was immers van 11 u tot 16 u onder de pannen, precies tijdens lunchtijd. Krentenbollen: oerNederlands. In Nieuw Zeeland spint een Hollandse bakker daar goud van: mensen komen van heinde en ver om krentenbollen te scoren.
Op het einde kregen mensen 'Indonesische hapjes': Bapau, Risolles, Lemper: kleefrijstrolletjes met kippenvlees. Ook in de geest van Vader: we waren een beetje een Indonesische familie die dag, omdat Vader zich in hart en nieren Indonesiër voelde. Ik zelve had een witte blouse aan met een rode zijden sjaal: de kleuren van de vlag van Indonesië. Zo wilde ik hem wel de laatste eer bewijzen en ten grave dragen.
Tijdens de binnenkomstprocessie zongen we van Huub Oosterhuis: uit vuur en ijzer, zuur en zout, zo wijds als licht en eeuwenoud, uit alles wordt een mens gebouwd en steeds opnieuw geboren. De smaak van zuur. En zout. En zoet... Smaken die zich allemaal afwisselen in de Chineesindonesische keuken. Zo sloten we de dag af met familie die van buiten de stad kwam: een Chineesindonesisch buffet.
Bij de warme Indonesische hapjes, die van een catering moesten worden besteld, in de rouwkamer van de begraafplaats kon je niks opwarmen, waren er ook witte broodjes met kaas. Kaas: een oerhollands produkt en die hoorden wat mij betreft naast die Indonesische hapjes. Dat ben ik: zoals de spekkoek die ook geserveerd werd: een laagje bruin en een laagje lichtgeel, na elkaar, laagje op laagje...
Nu surfde ik naar de website van Tjalf Sparnaay, die op veel groter formaat dan de werkelijkheid, eten schildert. Zijn doek Boterham met kaas verschijnt. 90 bij 70 centimeter groot. De tranen schieten me bijna in de ogen. Die geel geschaafde kaas op een verse donkerbruine boterham. Op mijn zestiende deed ik kond van een nieuwe uitvinding: de kaasschaaf. Mijn klasgenoten bulderden van de lach: dat voorwerp kenden ze hun leven lang al. Een teken van de Hollandse zuinigheid, volgens mijn ouders.
Die boterham met kaas: daar krijg ik altijd zin in, na een maand rijst, kruidig eten, geuren van het Oosten. Kaas, geschaafd, in plakken, subtiele tinten geel op een bijna plat vlak. Die boterham: je kunt het verse brood bijna ruiken, de geur van een bakker in een kleine straat met stenen huizen en klinkers, zo'n heel oerHollandse straat.
Die boterham met kaas: dat heeft iets van de grond waarop ik leef. Ik zou héél klein willen worden, als een mier en willen lopen langs het bruin en het geel van dit landschap: hier ben ik ontstaan, dit landschap is mijn geboortegrond, dat ben ik.
Op het einde kregen mensen 'Indonesische hapjes': Bapau, Risolles, Lemper: kleefrijstrolletjes met kippenvlees. Ook in de geest van Vader: we waren een beetje een Indonesische familie die dag, omdat Vader zich in hart en nieren Indonesiër voelde. Ik zelve had een witte blouse aan met een rode zijden sjaal: de kleuren van de vlag van Indonesië. Zo wilde ik hem wel de laatste eer bewijzen en ten grave dragen.
Tijdens de binnenkomstprocessie zongen we van Huub Oosterhuis: uit vuur en ijzer, zuur en zout, zo wijds als licht en eeuwenoud, uit alles wordt een mens gebouwd en steeds opnieuw geboren. De smaak van zuur. En zout. En zoet... Smaken die zich allemaal afwisselen in de Chineesindonesische keuken. Zo sloten we de dag af met familie die van buiten de stad kwam: een Chineesindonesisch buffet.
Bij de warme Indonesische hapjes, die van een catering moesten worden besteld, in de rouwkamer van de begraafplaats kon je niks opwarmen, waren er ook witte broodjes met kaas. Kaas: een oerhollands produkt en die hoorden wat mij betreft naast die Indonesische hapjes. Dat ben ik: zoals de spekkoek die ook geserveerd werd: een laagje bruin en een laagje lichtgeel, na elkaar, laagje op laagje...
Nu surfde ik naar de website van Tjalf Sparnaay, die op veel groter formaat dan de werkelijkheid, eten schildert. Zijn doek Boterham met kaas verschijnt. 90 bij 70 centimeter groot. De tranen schieten me bijna in de ogen. Die geel geschaafde kaas op een verse donkerbruine boterham. Op mijn zestiende deed ik kond van een nieuwe uitvinding: de kaasschaaf. Mijn klasgenoten bulderden van de lach: dat voorwerp kenden ze hun leven lang al. Een teken van de Hollandse zuinigheid, volgens mijn ouders.
Die boterham met kaas: daar krijg ik altijd zin in, na een maand rijst, kruidig eten, geuren van het Oosten. Kaas, geschaafd, in plakken, subtiele tinten geel op een bijna plat vlak. Die boterham: je kunt het verse brood bijna ruiken, de geur van een bakker in een kleine straat met stenen huizen en klinkers, zo'n heel oerHollandse straat.
Die boterham met kaas: dat heeft iets van de grond waarop ik leef. Ik zou héél klein willen worden, als een mier en willen lopen langs het bruin en het geel van dit landschap: hier ben ik ontstaan, dit landschap is mijn geboortegrond, dat ben ik.