Toen Vader nog leefde, dacht ik vaak aan hem, worstelend in zijn ziekenhuisbed. Ik dacht: hij is er nog, maar hij is tegelijkertijd ook afwezig. Bevangen door pijn, ongemak, opgesloten in zijn lichaam. Hij heeft nu geen aandacht voor mij. Ik dacht: alles wie hij was is al onbereikbaar, dat is verleden, dat zit in mijn geest en herinnering, maar hij is daar nu niet mee bezig.
Nu is hij dood en het lijkt alsof hij veel dichterbij is dan ooit. Degene die hij was, met zijn grapjes, zijn olijkheid, een soort speelsheid. Het lijkt alsof hij schuin achter me meekijkt, iets boven me. Vreemd. Het is een ervaring die ik van te voren nooit bedacht heb, dat dit zou kunnen.
Vlak na zijn dood ging ik de gang op om de verpleging het bericht van zijn Dood te vertellen. Ik kwam terug in de ziekenkamer, keek naar hem en dacht: jouw lichaam is dood, maar je geest zit nog in je lichaam, je bent nog niet vertrokken. Dat duurde even. En plotseling had ik het gevoel alsof hij schuin achter, boven mijn schouders meekeek. Ja, nu, ben je vertrokken uit je lichaam, dacht ik.
Ik kijk nu naar een reproductie van een schilderij van Caspar David Friedrich (1774-1840) dat Ochtend in de bergen, heet. Ik ben er speciaal voor terug gegaan in de Hermitage in Amsterdam, alwaar een tentoonstelling aan hem gewijd is. Ik heb lang bij dit doek gezeten, dat 135-170 cm groot is. Een berglandschap vanuit een soort vogelperspectief. Op een klif zitten op de voorgrond twee hele kleine mensjes en verder kijk je over de wijdsheid van de bergen.
Het voelt aan, dat dit de afstand is, hoe Vader nu naar mij en de wereld kijkt. Nog een beetje in detail, maar ook met een onbekende horizon voor zich, met wit licht voor hem. Op zijn rouwkaart hebben we gezet: Selemat Jalan, goede reis...
Ik weet het niet waar Vader is en hoe hij ergens aanwezig is... Er zijn geen woorden voor dit gevoel: dat hij dichtbij is, en tegelijkertijd ook heel ergens anders. Het is een zacht, troostend gevoel. Dat dit zo goed is.