In de eerste weken dat ik theologie ging studeren, ooit, alweer 30 jaar geleden of zo, had ik een gesprek met S. die in hetzelfde introductiegroepje zat als ik. We ontdekten dezelfde motivatie voor die studie: heftig gegrepen zijn door een alles doordringende en alles overstelpende Liefde, die we God noemden, maar hoe? ja, daar wilden we meer van weten, vandaar die studie.
Zij had haar sporen al uitgezet: ze ging zich ook oriënteren binnen de Carmel-orde en ze vroeg aan mij waarom ik niet eenzelfde soort spoor volgde. Als je ervaren had, dat dit het belangrijkste is in je leven, welnu, dan geef je daar toch vorm aan?
Maar voor mij was dit niet zo.Ik had geen binding met de kerk en haar rituelen. Sterker nog, ik wilde op zeer jonge leeftijd al niet meer mee naar de kerk wegens de hypocrisie die ik er ontwaarde: waarom zat die kijfende, akelige buurvrouw van een paar deuren verder altijd vooraan? Niemand kon me dat vertellen en dus praatten mijn ouders de hele zondag niet meer tegen me, wegens mijn nietkerkgang.
Daarna kwam de ontkerkelijking en gingen ze zelf ook niet meer en ik werd groter en mijn ouders gaven me wel de mogelijkheid om met de klas de kelder onder het huis op te ruimen en daar een maandelijkse feestkelder van te maken voor de klassefeestjes. Ook dat was mijn leven, voor mijn studie theologie.
Het kwam allemaal weer in me op nadat ik zaterdag meer dan een halve dag gewandeld heb over de besneeuwde Duivelsberg met zuster B. , die net zoals S., die nu 'ene Hoge' is binnen de Carmel-orde, al op vroege leeftijd is ingetreden. Wat mij bindt met B. is natuurlijk dezelfde soort ervaring die ergens mijn leven altijd richting heeft gegeven, maar wat zo anders is, is de vormgeving van het leven.
Ik zie nu, dat de keuze om kloosterling te worden, ook een heel 'vaste' is. Je kúnt dat kiezen en daarmee kies je voor een nieuw soort familie en net zoals je eigen familie verdwijnt die nooit, hoeveel trubbels en toestanden je daarmee ook hebt te leven: je kiest voor een leefwijze en het is geheel aan jou om deze voort te zetten of ervan af te zien.
Dat is heel anders in de 'rest' van het leven. Ouderschap, Geliefde en Partner zijn... dat kíes je niet, dat gebeurt ook aan je. Je hebt het zelf niet in de hand. Zuster B. zoekt nieuwe wegen in het Zuster-zijn, ze wil zich niet nu al een bejaarde voelen met meerdere oudere zusters om haar heen, ze zaait alvast voor een toekomst, ze kiemt en net zoals een boer zal ze ooit wel iets oogsten.
Mijn leven speelt zich veel meer af op-de-weg, als een pelgrim: ik heb geen idee, waar het heen gaat, het maakt me ook niet meer uit, ik loop en geniet, ik wandel, ik kijk en dat is me even genoeg.
Na de wandeling met B. ging ik naar het nieuwe huis, een heel groot oud parochiehuis nabij een kerk in een gehucht, waar vriend T. tesamen met P. gaan wonen en een bed & breakfast gaan beginnen. Hun hele vriendenclub was er bezig het oude behang van de muren te halen en het gaf zo'n warm, samenhorig gevoel als in de film Witness, waar een hele Amish gemeenschap tezamen een nieuwe schuur bouwt.
Ook dit is voor mij eén van de vele vormgevingen, hoe liefde gestalte kan krijgen. In dit geval zit je na afloop tussen de waxinelichtjes bij de open haard, drink je wijn en eet je hapjes en friet en neem je het leven door. Is dat zoveel anders dan 'het etentje in stilte', dat ik vrijdag bij de Clarissen nuttigde, vlak voordat ik daar de meditatie gaf en waar de stilte nu onderbroken werd door het voorlezen van de eerste lichting van de vele kerstkaarten die het klooster bereiken?
Nee, het zijn voor mij allemaal de verschijningsvormen van één en hetzelfde. Het verlangen van mensen naar saamhorigheid, het beoefenen van levensvormen waar je de verbinding met anderen behoud. Dat is vooral a state of mind, bedacht ik diezelfde avond, toen ik in mijn huis kwam waar de verwarming het niet deed en mij verwarmde onder mijn elektrische deken.