maandag 7 december 2009

Zweefmolen Berlijn

Ik ben maar een paar dagen in Berlijn geweest, maar het lijkt een eeuwigheid. Of zoiets. Berlijn leidt je door tijd en gevoelslagen heen, waardoor de reis niet alleen maar zes uur met de trein was, maar je als in een geavanceerde zweefmolen omhoog, omlaag en rondgedraaid wordt. Berlijn bestaat voor mij nu uit plekken: Berlijn zelf heeft plekken gemaakt waar intensiteit van ervaring samengebald wordt.

Bijvoorbeeld de plek van stilte aan de noordzijde aan de Pariser Platz naast de Brandenburger Tor. Er hangt in de stilte een geweven wandkleed met een zon, of een lichtbron die in het midden van twee donkerbruine wanden schijnt. Licht dat de muren weer scheidt, er ligt een rotsachtige steen onder en dat is het. En dan in het Joods Museum ontworpen door Daniel Libeskind, dat je met opzet duizelig maakt met onder een gang , de As van de Holocoust die eindigt in een lege, stille toren, donker, met helemaal bovenin een spleet buitenlucht. Je hoort de wereld buiten, maar je kan er nooit meer bij.

Gisteren zag ik als een van de laatste plekken een spotlicht in een geblindeerde ruimte van ongeveer 3 bij 4 meter, waar een familie met twee kinderen ondergedoken zat, achter een kleren en rommelkast in wat nu Museum Blindewerkstadt Otto Weidt heet: een fabriekje waar blinden en dove Joden indertijd borstels maakten en die, zoals in Schlinders List hier een veilig onderkomen hadden. Er waren veel Stille Helden indertijd. In hetzelfde hofje vol affiches en grafiti aan de muren in de wijk Hackische Markt, waar vroeger veel rijke Joden woonden, is er een memorial voor hen. Elke Jood die gered werd, had 10-20 mensen om hem heen die dit mogelijk maakten. Op het einde van de oorlog heeft de Gestapo de hele wijk, hofje per hofje uitgekamt: ook deze familie is na jaren onderduik, toch gevonden.

Dat is die horror en huiver van de tweede wereldoorlog, die stil maakt. Een andersoortige stilte kwam naar mij toe, door de meer dan menshoge keramische Mihrab, het heilige punt in een moskee, van tinten blauw en wit. Zo ook het ronde, prachtig bewerkte houten plafond uit het Al Hambra in Granada, die eruit zag als een ingewikkelde mandala, in datzelfde Pergamon Museum, en een rood beschilderde wachtruimte met deuren uit Alleppo: Waar wacht je op, waartoe waak je? Die vraag stelde ook de blauw geglazuurde stenen Ishtarpoort uit Babylon, met leeuwen, draken en stieren mij: aandacht naar een nog niet gekend betekenisveld, dat overrompelend is.

Onderwijl heb ik ook gewoon cocktails gedronken, berliner en boheems bier geproefd en ganzebout met grün und Thüringer Knudeln gegeten, een Weihnachtgerecht, geshopt en glühwein gedronken en warme paddestoelen gegeten op een van de vele Weihnachtmarkten, allemaal verschillend en waar het naar gesuikerde wafels en zuurkool met Eisbein ruikt en er alleen maar gezellige warmte is en lichtjes: de zweefmolen die uitwaaiert.

Die zweefmolen stond even stil toen ik op de Prenzlauer Berg terecht kwam in een kerk, waarboven een evangelische communiteit woont in een Stadskloster: mensen die de drukte en dynamiek en diversiteit van de stad willen combineren met de rust en de regelmaat van de Regel van Benedictus. Op een houten deur, want een deur is er om te openen naar andere ruimten, zo meldden zij, kon je een waxinelichtje aansteken en een intentie in een schriftje schrijven, die zij tijdens het gebed zouden uitspreken.

Een plek waar ik me met gemak zou kunnen voorstellen, om me daar bij aan te sluiten. Het bevatte, zo uit de verte, maar het gras lijkt altijd groener aan de andere kant, de juiste mix van realiteitzin en het verlangen naar stilte en verinnerlijking. Toen in de donkere stilte van de kerk ook nog eens het Hiliard Ensemble klonk, met de saxofoon van Jan Garbarek, toen kwam ik even, waarlijk, thuis. Al is thuis natuurlijk daar waar het hart is en dat kan weer overal zijn.