Ja, je weet dat alles in het leven voorbij gaat. Alles is sterfelijk en daar leef je maar mee. Afscheid nemen, opnieuw beginnen. Soms is dat oké en hoort het bij groei, soms is het alleen maar pijnlijk en zou je het anders willen. 'Niet het snijden doet zo'n pijn, maar het afgesneden zijn', dicht Vasalis. Snijden doe je zelf, snoeien doet groeien. Afgesneden zijn verwijst meer dat je het onderwerp bent geworden van zo'n aktie.
Dat doet inderdaad meer pijn. Omdat je machteloos bent. Wanneer blijkt dat een ander je uit het leven wegschrijft. Extra pijnlijk is het wanneer die ander zich niet eens daarvan bewust lijkt te zijn. Kronkelredenaties gemaakt heeft dat jíj degene bent die het contact afhoudt. Enfin. Je leeft er maar mee, wat moet men anders? ... En dit allemaal denk ik nu, omdat het beeld uit mijn jeugd van de aardbodem verdwenen is: De Kammende Baadster van Herman Hubacher, ontstaan in mijn geboortejaar.
Je houdt het toch niet voor mogelijk: in mijn stad zijn al vier bronzen beelden uit de openbare ruimte verdwenen. Waarschijnlijk van hun sokkel gehaald omdat de metaalprijzen nu torenhoog zijn. Mijn baadster, waar ik als kind bij zat te dromen aan de vijver met grote blauwe libellen, die is niet meer. Omgesmolten tot een anonieme massa. Een beeld; dat is wel het laatste waarbij je dat verwacht. Daar stel je juist bij voor dat het het sterfelijke vlees zal overwinnen en het ouder zal worden en langer zal leven als jij zelve. Dat het de tijd zal verslaan. Dat is toch ook het troostende van kunst.
Helaas. De verhuftering van deze samenleving, zo heet het. Afgesneden zijn van het eerste beeld, letterlijk, uit mijn jeugd. Het voelt, heel even, heel eventjes maar, kaal en leeg, zoals wanneer een moeder zich afkeert van haar eigen kind. Maar herinneringen, die blijven. Alles gaat voorbij, maar sommige dingen die goed en mooi zijn die leven voort in jou. Gelukkig maar: de geest wint uiteindelijk toch van de materie. De kammende baadster zal wel weer verschijnen, in een heel andere en nieuwe vorm.