Ik had ze bijna gekocht, maar heb ze toch weer neergelegd: vier vierkante dunne oude platenboekjes van Rie Kramer. Zomer, Herfst, Winter, Lente: voor elk seizoen een, dus. Mooie oude heldere kleuren, op elke print één kind, frontaal in beeld, de eenvoud nog ten top, wat betreft kinderillustraties. Ik heb nu dus toch een beetje spijt dat ik ze heb laten liggen.
David Hockney is teruggekeerd naar het landschap van zijn jeugd en heeft dat geschilderd en hij gebruikt dezelfde kleuren: rood, groen, bruin, niks extravagants. In VN is een rubriek die elke week een schilderij onder de loep neemt: is het een meesterwerk of toch eigenlijk een blooper ? Hockney kwam er genadig van af. Maar de vraag wordt waarschijnlijk gesteld omdat bij een eerst oogopslag het schilderij iets kinderlijks eenvoudig heeft en clichématig is. Je ziet een landweg, wat bomen op de voorgrond en wat weidevelden daaromheen.
Waarom is het dan toch goed? Waarom komen die plaatjes van Rie Cramer ook meteen binnen? Beide hebben iets helders. Ze roepen meteen een gevoel op. Er hangt iets ouds en helders om heen en er is een directe associatie naar je kindertijd. Bij Rie Kramer is het dat kind dat centraal in beeld staat en zich in dat seizoen vermaakt. Blaadjes die om hem heen dwarrelen in de herfst, een zon op het bolletje in de zomer, simpel vermaak, geen poespas. David Hockney komt door zijn kleurgebruik en zijn eenvoudige onderwerpen op dezelfde wijze meteen binnen.
Hij schilderde jongens in zwembaden, zijn teckels, een vis op een bordje. Portretten en mensen in kamers, op een 'kinderlijke' wijze. Het leven is er wars van kronkels en ingewikkeldheden. Mensen en dingen en bomen en dieren, ze zijn er gewoon. Er gewoon maar zijn, zonder complot, zonder moeite. Er gewoon maar zijn. Gewoon.