Al enkele weken beluister ik 's ochtends vroeg het Adagio voor viool en orkest in E major, K.261 van Mozart met het Wiener Philarmoniker en Itzhak Perlman als violist. Het is lichtvoetig en treurig verlangend ineen, er zit een soort snik in die zich elke keer weer herneemt en weer terug komt en dan nieuwe adem inzuigt om het even vast te houden en het dan allemaal weer te laten gaan, en weer, en weer... laat los...
De hele dag neurie ik het al. Op de fiets in de storm, bijna omgeblazen bij het stoplicht. In het wijkcentrum, terwijl vrijwilliger R. op dezelfde P.C. mij introduceert in de wereld van de gratis gokkasten, ik zit achter hem en kijk mee, het heeft iets knus, zo.
Ik zag onderwijl de beelden voor me van olifanten die hun baby die dood is, achter moeten laten omdat ze verder moeten trekken. Gisterenavond zat ik in de startblokken om het op te nemen bij National Geographic: Om 21.00, dacht ik Great Migrations heet het, aan elkaar vertelt door de omfloerste stem van Jeroen Krabbé. Maar dat blijkt aanstaande Zondag te zijn: een unieke documentaire over de grote trek van allerlei dieren, wereldwijd. Afscheid, hernemen, opnieuw beginnen: de eeuwige snik, niet alleen bij mensen dus, ook bij dieren.
En gisteravond zag ik de film Babette's feast op de tv. Over een klein gehucht aan de kust van Denemarken of zo, waar een kleine gemeenschap in simpele huizen met strooien daken leeft. Twee ongetrouwde gezusters zijn hun morele ijkpunt, de dochters van een christelijke sekteleider, die ooit de gemeenschap geinspireerd heeft. Er komt een huishoudster bij hen wonen, Babette, uit Frankrijk, jaren en jaren dient ze hen. Ze kookt heerlijk: een van de enige geneugten in het leven, die zo aan deze zusters per ongeluk toegevallen is.
Babette wint de hoofdprijs in een Franse loterij, een klein kapitaal. De zusters denken dat ze nu wel vertrekken zal. Maar Babette vraagt aan hen maar één gunst: om het maal te mogen koken ter ere van het 25-jarig overlijden van hun vader. Alle kopstukken, die in de loop der jaren steeds schraler met onderhuidse ruzies en machtspelletjes met elkaar zijn gaan leven, een inspirerend mooi lied gezongen door een der zusters helpt ook al niet meer, zijn uitgenodigd.
Babette gaat een Franse maaltijd maken. Een levend schildpad laat ze uit Frankrijk komen, kwartels, dure wijnen en likeuren, exotische vruchten, kazen. De dorpelingen denken dat het des duivels is, maar spreken af om geen woord te zeggen over het eten, uit respect voor de zusters. Maar een iemand van buiten herkent haar kookkunsten: ze zijn van een chef-kokkin die plotseling verdwenen is.
Het is prachtig gefilmd, langzaam en in Vermeer-kleuren. De christelijke ouderlingen krijgen allengs, na elke gang van het feestmaal méér, blosjes op de wangen en iets in de gezichten gaat glansen. Het is die snik, van Mozarts Adagio die door de film ademt. Babette blijkt in een vorig leven die chef-kokkin te zijn en besteed haar hele kapitaal om nog een keer alles uit de kast te trekken: een feestmaal voor twaalf personen. Dan is het klaar. Ze blijft gewoon bij de zusters. Dit was het wat ze nog eenmaal moest doen. Zo mooi: Mozarts snik.