vrijdag 29 juni 2012

Hij is mijn vriend

Dat is toch wel grappig. Ik fiets net een jongetje voorbij, een negerjongetje zoals je nu geloof ik weer gewoon mag zeggen, die me naroept: Mevrouw!, Mevrouw! Dus ik minder vaart en wacht tot hij naast me fietst.
- Kent U mijn vriend? Kent u mijn vriend?
- Nou ik denk het niet, maar wie weet, hoe heet ie dan?
- Gilmore Haroepatsie, hij komt van de Antillen, hij is mijn vriend!
- Nee, die ken ik niet. (Als ik de naam niet goed gehoord heb, dan ken ik hem nog niet, want ik ken geen Antilliaan)
- Hij is mijn vriend!
- Wat leuk om zo'n goede vriend te hebben, dat is heel mooi, wat wil je nou nog meer in het leven?  Nou daaag! ( Ik moest afslaan naar links en hij reed rechtdoor)
- Ja! Daaaaaag! Hij is mijn vriend! (Een stralend negerjongetje van ongeveer acht jaar reed recht door en keek nog om op zijn fiets, zoals ik ook deed)

En ik zat net met mijn hoofd bij een Oerol-voorstelling die over vriendschap ging: Meneer Ibrahim en de bloemen van de koran, naar het dunne boekje van Eric-Emaunel Scmitt, die meerdere boekjes geschreven heeft, waar een van de godsdiensten centraal staat zoals Milerpa; Het Boeddisme, Oscar en oma Rozenrood, zo heet het geloof ik, het Christendom. Nu ging het over de vriendschap van een Joods jongetje met de oude meneer Ibrahim, de Arabier van zijn straat in Parijs, wat betekent dat zijn winkeltje tjokvol goed, open is van 8 uur 's ochtends tot 12 uur 's avonds.

Ware het geen Oerol-voorstelling, uitgevoerd door Theatergroep De Nieuw Amsterdam met de Egyptenaar Sabri Said El Hamus, die ik eerder op Oerol zag, dan was ik er niet voor naar het theater gegaan. Nu maakt de plek, een hoge duinwand in een duinkom met een oude blauw lelijk eendje, zonder ramen in het zand, en een Perzisch tapijtje met een kruik, wat rommeltjes en een koffiebrander voor het maken van Arabiche koffie het winkeltje van meneer Ibrahim verbeeldde en de grote schommel links het huis en de wereld van Momo, het geheel tot iets bijzonders.

Sabri Said speelde wisselend Meneer Ibrahim en de strenge humorloze Joodse vader van Momo die zijn geloof verloren heeft, simpel door zijn wollen muts te veranderen door een keppeltje. Het stuk volgde trouw het boek, waar Momo eerste verlaten is door zijn moeder en ook zijn vader verdwijnt en meneer Ibrahim langzaam zijn vertrouwen wint. Samen ondernemen ze een reis naar Turkije en meneer Ibrahim vertelt hem dat hij geen Moslim is maar Sufi: hij danst rondom zijn hart, zo is hij vrij.

En dat wint aan zeggingkracht op het zand in de duinen, de oude auto voortgeduwd heen-en-weer door het zand, Momo die schommelt, terwijl de zon achter hem achter het duin onder gaat, Meneer Ibrahim  die uit beeld gaat, door op het duin omhoog te klimmen en dan te verdwijnen...het is alsof deze beelden alleen al ook als er geen dialoog was geweest, iets vertellen over de bewegingen van vriendschap: elkaar naderen en weer afstand nemen, rondjes draaien, schommelen, samen een reis ondernemen, door het zand sjokken...

Zo'n jongetje op de fiets, die zijn mond niet kan houden over zijn vriend, zo zou je willen dat vriendschap is en blijft: dat je zomaar tegen iedereen die voorbij komt stralend zegt: Hij is mijn vriend! Hij is mijn vriend!