maandag 23 februari 2015

Bombardement

Ik merkte dat ik gisteren op het puntje van mijn stoel zat. Het bombardement van 22 februari 1944, die een groot deel van de binnenstad van Nijmegen heeft weggevaagd. Nota bene gedaan door de Amerikanen. De Duitsers hadden een paar dagen later al grote affiches in de stad opgehangen:'van je vrienden moet je het maar hebben.' Daar zaten dan drie ooggetuigen, overlevenden, doof en beverig, met klapperend gebit, ze moesten aangespoord worden om wat te vertellen.

Maar toen kwamen de woordenstromen, vertelt alsof het gisteren gebeurd was, met de trillingen van emotie in de stem. Een paar dagen ervoor had vrijwilliger T. op uitvergrote wandfoto's in het nieuwe wijkcentrum tegenover het klooster, de buurt waar zij vandaan komt, al aangewezen, waar ze gewoond had als kind, waar ze speelde, waar je vroeger ging dansen. Allemaal weg door de oorlog.

En nu: het verhaal van een mevrouw die als meisje van negen, op straat getroffen werd door een granaat. Ze kon zich zelf niks herinneren, want ze was buiten bewustzijn en al dood verklaard, ze lag al bij de lijken. Toen kwam er een vlieg bij haar oog, ze begon met haar gezicht te trekken: O, die leeft! Ze werd naar het ziekenhuis gebracht, geopereerd, maar nog steeds heeft ze elf granaatsplinters achter haar schedel zitten. Toen ging ze op vakantie naar Ierland, ze wordt onpasselijk, gaat naar de plaatselijke arts. Kom je uit Nijmegen, Wijchen?  Operaties bij dat grote bombardement? Dan heb ik je geopereerd!

In de schuilkelder van de kapokfabriek vielen 90 doden. De hele omgeving van die andere mevrouw die er zat. Hoe zij als 18 jarige wel besloot om zich te laten evacueren. Maar haar familie wilde thuis blijven, het paard niet alleen laten. Iedereen ging dood, behalve het paard, de schuilkelder deugde niet.  Haar beste vriendin ging in een andere schuilkelder. Haar moeder vroeg of zij even het eten wilde halen aan de overkant van de straat, op de keukentafel, dat ze in de haast vergeten had. Haar vriendin deed dat. Brand in huis en een explosie: vriendin dood, haar familie overleefde het wel in die schuilkelder.

Ik merk dat dit het soort verhalen zijn die mij binden aan deze stad. Op de middelbare school hoorde ik  al het verhaal van de twee broers, een oom van mijn beste vriendin, toen.  Die zouden met zijn tweeën naar de kapper gaan. Halverwege onderweg, zegt de ene broer tegen de andere: O, ik heb het geld vergeten, ik ren wel even terug naar huis. Hij overleefde. Zijn broer, die al bij de kapper zat, ging dood.

Gisteren bij die bijeenkomst,  zag ik  de zoon van Anton. Anton deed  als alleroudste deelnemer trouw mee aan de meditatie op vrijdag. Dat deed hem goed, zei hij. Het was voor het eerst in zijn leven dat hij mediteerde. Bij de koffie en thee zat hij ook altijd vol verhalen: Hoe het was in de buurt en op de plek waar nu het klooster is. Zijn zoon komt nu regelmatig mediteren: hij heeft de plek van zijn overleden vader als het ware overgenomen. Aan de muur van het klooster is een gedenkplaat gekomen, waar het weer vol bloemen stond, voor alle doden van dat bombardement.

Bij de wederopbouw van Nijmegen heb ik geen enkele foto van het klooster gezien. De wederopbouw die mij daar persoonlijk raakt. Zonder bombardement was daar nu niet een stille kapel met kleurige glas-in-lood ramen. Misschien mediteerde Anton daarom zo graag in de kapel. Omdat het niet vaak voorkomt dat je werkelijk stil kunt Zijn, op een plek waar zoveel gepasseerd is.