Het is dat ik vond dat ik wel genoeg had gekocht in Amsterdam. Nou, om eerlijk te zijn: ik dacht ook dat ik het niet nog mee kon sjouwen, terug de trein in, naar huis. Drie koffietafelboeken die ik al struinend bij de koopjesafdeling van de American Book Center zag. Met die boeken heb ik het idee een reis gemaakt te hebben van bijna tot in de wolken tot diep op de bodem van de zee. Van het letterlijke toppunt van de menselijke civilisatie naar daar waar het eindigt en ook weer een beetje opnieuw begint.
Niet meegenomen dus, die drie boeken, maar wel in mijn herinnering en twee ervan heb ik al googelend toch een beetje teruggevonden: De eerste heet Murals of New York City: The best of New York Paintings, verzameld door Glenn Palmer-Smith. Meer dan dertig heel grote wand- en/of plafondschilderingen in gebouwen van New York.
Een wereld opende zich voor me: van Art Deco tot Keith Häring, van plechtige geschiedschrijving naar een bar vol met verklede, lachende aapjes. En dan zo'n anekdote om niet meer te vergeten: dat op Central Station de sterrenhemel is geschilderd, maar eerst door een Australische schilder, die dus de sterrenhemel van het zuidelijk halfrond schilderde, een heel andere dan de onze. Pas veel later, bij een restauratieronde werd het geheel toch maar veranderd. Als ik ooit naar NY ga, wil ik een aantal van deze gebouwen uitgebreid gaan bewonderen.
Dan was er een boek vol foto's van verlaten gebouwtjes, tankstationnetjes, perronnetjes, ergens en overal in Amerika. Gefotografeerd in de nacht, vaak dus met een volle maan, want dan is er het meeste licht en dan van binnen belicht met felle roze, groene, blauwe lampen. Heel surreeël, maar de fotograaf vertelde dat er niet gefotoshopt was en dat hij zijn werk vaak in zijn eentje volbracht. Wat dat niet vroeg: om genoeg elektriciteit op zo'n plek te krijgen en ervoor te zorgen dat de kabels en dergelijke niet in beeld komen. Ik ben altijd dol op zulke maffe, persoonlijke passies, die werkelijk nergens toe dienen. De moeite die een mens zich getroost om dat werkelijk te kunnen maken.
Tot slot The Underwater Museum van Jason de Caires Taylor. Ook als zo'n sympathiek project. Hij bevordert nieuwe natuurlijke koraal, die zich hecht aan beelden van mensen die hij onder water in de buurt van koraalriffen verankerd. Het materiaal is een speciaal soort beton, waar koraalvissen zich thuis voelen. Doel is om te zorgen voor nieuw koraal en de bestaande riffen te ontlasten, omdat toeristen dit wellicht een even zo mooie ervaring zullen vinden.
Het ziet er prachtig, kleurrijk etherisch uit, zo mensen-vreemd en mensen-aanwezig tegelijkertijd. Dat geldt voor al deze drie zware, dikke boeken. Die dankzij de lichtheid van internet toch zomaar weer op je netvlies kunnen verschijnen.