Gisteren was het dan zover: ik kreeg sperziebonen van de boontjes die ik zelf in de grond had gestopt en tomaten van de planten die ik heb gediefd, dat is dus beginnende gele bloempjes weghalen, zodat andere kunnen uitgroeien tot grote rode tomaten, en een zak vol Nieuw-Zeelandse bladspinazie, die zo pietepeuterig de eerste groene blaadjes uit de aarde omhoog stak, dat vriendin W. uit Nieuw Zeeland het niet kon determineren.
Dat is de cyclus van de seizoenen: in vier maanden tijd van kiem tot volle wasdom komen. Bij mensen is de groei en bloei niet zo overzichtelijk. Sommige mensen blijven tot in de diepe ouderdom voor altijd kind, sommigen zijn op hun zestiende al wijs en volwassen. Je weet het niet, je hebt er geen zicht op, je kunt het niet, zoals in de natuur, zaaien, zien groeien en oogsten.
Ook bij jezelf is het niet zomaar aan te wijzen of er binnen in je sprake is van groei of van stagnatie. Ik geloof wel dat het voor mensen mogelijk is om te groeien tot je laatste snik. Waar groei je dan naar of waarheen?... Naar een levende kern in je, die liefde, licht en schoonheid is, zo dat wat in je is en wat buiten je is, steeds vaker samenvallen. Zoiets...
Twee weken geleden schreef ik de volgende woorden voor de maandagochtend-meditatie. Ze hebben iets te maken met bovenstaande mijmering:
In het donker vind ik mijn weg
de volle maan verlicht
de grassen geheimzinnig
achter mij stroomt de rivier
haar gang altijd naar zee.
De zee droomt zich een thuis te zijn
van alle wateren die vloeien op aarde
de nacht en de stilte
behoeden mij
verkwikken mijn bestaan overdag.
Het daglicht neem ik voor lief
zoveel te doen en honger te stillen
Maar:
'Gezegend zijt Gij, mijn Heer
door al uw schepselen
vooral heer broeder zon
die de dag is en
door wie Gij ons verlicht'
(Zonnelied van Franciscus van Assisi)