Ik hoef niet elke dag zo’n dag, maar af en toe is het wel héél leuk: dat je van het ene in het andere valt en je geest van heden naar verschillende verledens zwiept omdat je even mensen tegen komt uit dat verleden, ooit... zo lang geleden. Dat jij ook in die andere hoofden dan zit, en dat je dat dan even deelt.
Het begon met de wereld van het geloof, de katholieke kerk, de theologie. De bisschop vierde het 25 jarig jubileum van het kerkgebouw mee. Van te voren dacht ik: ik ga uit antropologische interesse, kijken of de sfeer verandert als er zo’n bisschop over de vloer is. In den beginne moet ik dan wel lachen om die zware staf, die hij als een sinterklaas met zich mee sjouwt en hoe die door de jonge priester, toch de associatie van een knechtje, in de hoek wordt gezet en hoe die ook de mijter aanneemt en zorgvuldig opzij legt. Maar uiteindelijk ben ik ook wat ontroerd, als tijdens de woorden van de eucharistie een helemaal volle kerk uit volle borst een paar keer die woorden zingt waar voor mij het hele christelijke geloof op drijft: Ubi caritas et Amor, Deus ibi Est.
Ik wilde erna rechtstreeks naar huis en niet deelnemen aan de drankjes en de taart, maar ik hoorde mijn naam en het was L. en ik was even terug in mij studententijd theologie en hoorde nu pas dat hij maar twee jaar op de theologische faculteit heeft rondgelopen en op Grieks en Latijn was afgeknapt, dus via een omweg alsnog theologie had gedaan buiten mijn stad. Wonderlijk, dat we elkaar dan toch bijna veertig jaar zo’ n beetje hebben kunnen volgen. Hoe mild we zijn geworden op onze leeftijd: je kijkt alleen nog naar de goede dingen die er in de kerk gebeuren, gewoon tussen de gewone mensen en de rest daar schud je je hoofd maar over en haal je je schouders op : er is aan al het wangedrag en schijnheiligheid toch niks te doen en je ergeren helpt ook niet.
Terugwandelend uit de kerk, na drie Vietnamese loempia’s en dus toch ook een drankje, reed daar ineens G. naast me, van het ontbijtje in het wijkatelier: 'En, hoe bevalt het bladeren harken?' vroeg ze. Daar is dan even de wijkcentrumwereld present. Ze vindt het jammer dat ik er niet meer ben op de dinsdagochtend. En toen ging ik richting de stad, even naar de carnavalsoptocht kijken en daarna weer naar de Thiemeloods, een optreden van Suitcase Suzy, een heel fijne stem met liedjes uit de tachtiger jaren, Grace Jones en Carole King.
Zegt een vrouw tegen me: ‘Ik vind je die grote zwarte hoed wel beter staan, dan dit hoedje’. Ik zeg dat ze me vast voor een ander aanziet, want ik heb héél vroeger wel een zwarte hoed gehad, maar nu dus niet. Blijkt het de barkeepster te zijn van een café waar ik vroeger regelmatig kwam en pas nog, had de vrouwengroep het over haar gehad: dat ze toch wel de beste barkeepster aller tijden was, omdat ze feilloos op het einde van de avond wist wat je gedronken had en vaak je naam ook nog eens erbij. Ze glom van oor tot oor, toen ik haar dat vertelde.
Tja, we worden allemaal ouder, zeiden we tegen elkaar en toen gingen we maar swingen. Tijdens het dansen ervaar ik dan zo’n levensenergie en ik weet dat ik dát: dansen, in alle periodes van mijn leven heb gedaan en dit wil ik nu regelmatig blijven doen: het is het leven vieren.