zaterdag 28 juli 2018

Klamboe en maansverduistering.

Het is voor het eerst sinds lang nu geen zwoele zomeravond, het heeft overdag geregend. Dat is een beetje jammer, want ik heb mijn klamboe wel meegenomen en  heb een hele opstelling gemaakt van een stoel op een laag tafeltje, voor de hoogte tegenover een bankje en dat ergens in een boom vastgeknoopt. Dus ik zit er nu toch onder, totdat ik het te koud krijg. Één vogel geeft geluid, is het een uil?

Gisteravond was er een volledige maansverduistering en ik stelde me voor die vanonder de klamboe helemaal mee te gaan maken, het zou dik anderhalve uur duren en de maan zou bloedrood zijn. Maar ik wist niet waar ik de maan verwachten kon en bij opkomst rondom 22.00u zou hij ook helemaal verduisterd zijn, dus dan kun je die goed niet gewaar worden en dus missen.

Ik speurde het hele terrein hier af, tot twee keer toe , even een ommetje en van onder  de klamboe vandaan. De nachtelijke hemel is hier ruim en weids, sterren kwamen al te voorschijn, maar ik zag geen maan. Alsof je op zoek  bent naar een groot rond paasei, dat gevoel van: Het moet ergens zijn, heel dichtbij, maar waar? De klamboe lokte als een gek, want ik werd onderwijl wel gestoken. 

Nog één keer, dacht ik, misschien is de maan net verscholen achter de hoge populieren. En toen zag ik het! Wauw, wat apart, groot, niet bloedrood, maar bruin-rooiig, met een héél klein randje, zoals de rouwrandjes nu aan mijn nagels, omdat ik in de aarde heb gezeten, maar dan omgekeerd. En dat duurde best lang en veranderde langzaam, dus ik dook toch weer onder de klamboe, die helaas net niet zo  was opgesteld dat ik het van daaruit kon aanschouwen.

Ik keek weer eens om en de maan verschoof zich ook meer richting mijn zicht, en dan valt ineens op hoe helder die maan is en hoeveel licht die geeft, ook al was die pas halverwege, terug naar normaal. Had ik toch mijn intuïtie moeten volgen, waar ik aanvankelijk dacht dat de maan was: daar waar de lucht op zijn allerdonkerst was, terwijl het aan de andere kant nog gloorde van de zon.

Het is wel in een notendop de menselijke conditie: best wel bereid om de ruimte in te kijken en gehoor willen geven aan het verlangen om de grootsheid van het heelal met haar hemellichamen te bepeinzen, zodat je jezelf flink kan relativeren. Maar tegelijkertijd zeer bepaald door je eigen natje en droogje en je eigen veiligheid en comfort: ik was niet bereid om in het open veld te blijven staan, om de hele eclips van de maan  te volgen, van duister weer naar volle lichtsterkte.