O, wat ben ik blij! De mussenkolonie is er nog, ze hebben besloten om zich te blijven nestelen in die éne pluk klimop langs het huis die nog over is. Ik sloeg ze gade, het waren er al veel meer dan de zes mussen die ik voor de winter in de bamboe telde. Terwijl er al zo lang buiten het broedseizoen om, ongeveer 25 mussen woonden. Nu moeten ze zich hebben voortgepland; wellicht al met twee nestjes per paar: het broedseizoen is begin Maart begonnen. Er kwamen er, terwijl de avond viel, steeds meer, druk kwetterend, met nieuwe vliegroutes, en op het einde op-en-neer tussen de bamboe in de achtertuin en de steeds hoger geworden vogelkersboom, vlak voor de pluk klimop. Uiteindelijk verzamelden ze zich allemaal daarin. Wat nu? ,dacht ik. Waar hebben ze nu dan hun nestjes, alles is tenslotte weggesaneerd, er is geen hoogte meer. En toen vlogen ze bijna allemaal tegelijk, op het zelfde moment, de klimop in, maar dus véél lager dan wat bij het mussengedrag hoort. Het kan niet anders, dat na het vijftiental aan jaren, of meer, ze zich veilig genoeg voelen.
Ik heb op de foto’s daar waar een vogel zichtbaar is, deze geel omcirkeld. En er vloog ook een merelpaar de klimop in, op reikhoogte, dat doen merels zo. De mussen wonen nu als het ware in een lage flat, in lagen op en naast elkaar.
O, wat ben ik blij!, herhaal ik nog maar eens. Dat al die jaren van moeite en strijd met de woningbouwvereniging toch niet voor niks is geweest. Er is nu een permanente mussenkolonie in een nieuwbouwwijk.