Wanneer het warmer was, dan zat ik daar, naast de klimrekken, in de schaduwen van de hoge populieren. Eerst speelde je daar 'diefje-met-verlos', zo heette dat toch? Drie populieren, vier kinderen, eentje wás hem en je moest naar een ander boom rennen en niet aangetikt worden onderweg. Moe van het dollen en rennen, zeeg je dan neer in het gras.
Je ging een kroontje maken: Meizoentjes plukken en in het dunne, smalle steeltje maakte je een spleetje en zo reeg je de meizoentjes aaneen. Kroontjes voor op je hoofd. Lange kettingen voor over je kleren aan. Armbandjes. Wat was je de koningin te rijk!
Natte meizoentjes die gedurende de dag open gaan... boeketjes plukken. O! Laat me weer van de lente genieten, laat me weer kind zijn, geef me meizoentjes, droge, of hele natte!