dinsdag 30 november 2010

Weihnachtsmarkt

Gisteren op een ideale manier de winter ingeluid: ik liep op de Weihnachtsmarkt in het stadspark van Kleve, de rododendron bladeren werden groene bloemen met witte randen, witte paden, sneeuwvlokken die dwarrelden en maar schuifelen langs de warm verlichte houten huisjes met kerstkoopwaar. Glühwein en een grote Krakauerwurst, een kinderkoor met kerstmutsjes op, sprookjesachtige roze ballen in een punttent van kleine lichtjes; hoe erg winter, hoe op en top een plaatje.

Sinds Berlijn vorig jaar met de vele kerstmarkten, ben ik er, geloof ik, verslaafd aan geraakt. Het begon meteen te kriebelen en waarom niet net over de grens gaan, 16 kilometertjes maar vanaf mijn stad? En volgende week ga ik weer, maar dan verder Duitsland in. Altijd leuk hoe het meteen over de grens, alles zo totaal anders is. Meteen buitenland, hoe werkt dat toch in de hoofden van mensen? Volksaard, kleine gewoonten: aan de ene kant van de grens opgeruimde erfjes en aan de andere kant rommelig. Maar dat is ook al te zien aan het landschapsbeheer: het Nord Rheinisch landschap is woester en lediger dan bij de Nederlandse buren.

Het zijn allemaal volksaardgewoonten, die het leven wel kleurig maken. In de Oosterse winkel is het ook altijd een rommeltje en ik vind dat gezellig. Dus zo is het bij mij thuis ook. Zelfs in een kloosterkamer wil ik iets wat laten rondslingeren in plaats van alles netjes opvouwen en wegbergen. Alles is allemaal zo relatief en zo alleen maar aangeleerd en gewoonte. Hele associatievelden gaan mee met al die verschillende gewoonten.

Het associatieveld rondom de Weihnachtsmarkt is bij mij: donkerte met lichtjes, sfeer, lekkere zoete geuren, gemengd met vet en zuur, koude voeten warm lopen, gezelligheid, poedersuiker als sneeuw, gekleurde koeken, kneuterdingetjes bekijken. Je hebt ze niet in Nederland, zulke markten. Hier heb je files met gisterenavond de langste file ever. Daarin beluisteren de mensen hun luisterboeken en muziek en voeren handsfree, of is dat alweer uit de tijd, hun telefoongesprekken. De auto als wooncel om hen heen. Gek land, rare mensen; Nederlanders creëren hun Weihnachtsmarkt in de auto en Rundum Hause.

maandag 29 november 2010

Stilte-glimlach

Vanochtend las ik mijn uitgebreidere tekst voor, vrucht van de bezinningdagen in het klooster. De eerste drie regels in haiku-vorm die waren er al en de andere regels vielen me vorige week thuis zomaar te binnen. Dus het werd:

Diepste stilte is
het wezen van mij waaruit
verbondenheid wordt

als een kiem die in het donker
wacht
wil het elke dag
ontluiken
en tot LEVEN komen.

Het is raar, met die diepste stilte. Het is als een ijkpunt, een kiem dus, die je in je zelf gewaar kunt worden en pas wanneer je dat doet, dan is alles wat daaruit on staat iets wat ontluikt in een bewustzijn van verbondenheid. Als je die kiem niet gewaar bent dan wordt alles wat je doet zo leeg en zonder betekenis, alsof je jezelf laat verwaaien in de wind. Tenminste dat is mijn ervaring.

Die diepste stilte die is er allereerst uiteindelijk in je zelf, maar het helpt wel als de omgeving als het ware zachte, warme vruchtbare aarde is, die die stilte koestert, omgeeft, de ruimte geeft. Waar vind ik die ruimtes?

Daar waar ik met anderen mediteer in een kring. Wanneer ik al wandelende het ritme van mijn voetstappen en mijn ademhaling volg en vanzelf stil word van al die mooie natuurscenetjes die langs je oog heen trekken. In de kapel van de Clarissen, maar niet als ik naar die lijdende houten Jezus kijk die aan het kruis hangt. Wel als ik mijn oog richt op de kleurige grote glas-in-lood- ramen aan twee kanten.

In mijn eigen kapelletje waar mij nu een icoon van Maria met een bruine hoofdoek om en een kind dat bijna uit haar schoot springt in een wit speelpakje met groen op een oranje doek, mij aankijkt. Als ik in mijn eigen achtertuintje kijk, naar de mussen, de koolmeesjes, een enkele merel, tortelduif, rood borstje die rondfladderen. Met op de grond, helemaal achterin een witte zittende Boeddha.

Boeddha-beeldjes zijn nu echt OVERAL te koop. Zou het een onbewust verlangen uitdrukken naar die stilte, die doet glimlachen? Nee Jezus heeft dat niet en Boeddha wel: de glimlach van de Stilte.

zaterdag 27 november 2010

Schilderles (3)

Het blijft opmerkelijk. Ik heb weer schilderles gehad en wéér gebruikt de docent B. bij de bespreking van mijn werkje het woord 'stilte'. Terwijl we een landschap gingen schilderen in de stijl van het expressionisme. Ik had een oude foto van Lake Tekapo meegenomen in Nieuw Zeeland, waar vriendin W. woont. Op de voorgrond roze lupinen die waaiden in de wind en oranje slaapmutsjes met op de achtergrond het turkoois blauwe meer.

Ik had me voorgenomen om dik te schilderen, in plaats van waterverfachtig. Kleur genoeg erop, een meer wat woesterig dat wat aan het waaien is. Waar haalt hij het woord stilte vandaan? Nu kwam ik wel uit de stilte: de Fioretti leesgroep voorbereid gisteren en ook nog wat geschilderd en om half vijf naar het klooster: Vespers, stille meditatie in de kapel, kapel klaarzetten voor de meditatie s'avonds, meditatie.

Het 'etentje in stilte' was nu wel met praten. Want er was een gastengroep, samengesteld uit verschillende parochies met als oogmerk om 1 keer per jaar een weekend een klooster te bezoeken. Ze waren al in Diepenveen, Egmond en Berkel Enschot geweest. Nu dus voor het eerst bij zusters en ook tegelijk met 'de kloosterlingen' de maaltijd gebruiken. 'Woont U hier ook? vroeg de dame tegenover me. Nee dus. Ja, ik voel me wel verbonden. Hoe dan? Tja... Kloosterromantiek: daar hebben veel gasten last van. Dan vragen ze of het brood zelf wordt gebakken, terwijl het van de Aldi komt.

Straks zie ik ze weer, want vanavond is de eerste vigilieviering van de advent en vantevoren wordt er een dans daartoe geoefend en doe ik maar,om de tijd te overbruggen, in een rukje mee met de evangelielezing in groepjes, dan een meditatieve viering in de kapel en de avondboterham. Zo ben ik niet lijfelijk twee dagen dáár, maar in mijn hoofd wel een beetje.

Zou die kloosterstilte in bruine en gedekte tinten, dan toch in een schildering terecht komen vol kleur? Ik ga me afvragen of het verder dan ook, zonder dat ik dat weet, om me heen hangt... Dat heet in een drukke, schreeuwerige wereld dan natuurlijk ook anders: Zonderling? Eigenzinnig? Gesloten? ... Pelgrim & vreemdeling.

donderdag 25 november 2010

Navolging?

Ben naar de film Des Hommes et Des Dieux geweest. De film is waargebeurd en gaat over zeven Cisterciënzer monniken in Algerije in 1997, die daar een kommuniteit hebben bij een islamitisch dorpje, sinds lang, nog een resultaat van de Franse kolonisatie aldaar, en die aangeraden worden om te vertrekken omdat er extremistische moslim-terreurgroepen de boel onveilig maken. Twee leraressen zijn al vermoord, vele onschuldige burgers de keel afgesneden, rumoer en onoverzichtelijkheid alom.

Er wordt hen aanvankelijk bescherming van het leger aangeboden. Maar de abt die weigert dit omdat het regime zelf ook corrupt is. Dat wordt hem door zijn medebroeders in het kapittel niet in dank afgenomen dat hij dit zomaar, zonder overleg met ze besloten heeft. Moeten ze daar nou blijven of niet? In de film zie je de broeders afzonderlijk twijfelen, eentje zegt aanvankelijk: 'Ik ben geen monnik geworden om me te laten vermoorden', maar uiteindelijk besluiten ze, in navolging van de abt, om te blijven.

De cast bestaat uit topacteurs en ik vond de broeders ook allemaal zeer overtuigend: heel levensecht. Voor elk van hen kon ik wel een echte in de plaats stellen. In Frankrijk had de film in een paar weken tijd, drie miljoen bezoekers. De filosoof Luc Ferry zegt dat de film zo'n succes is omdat dat leven van stilte en toewijding wel een aantrekkingskracht heeft op mensen, en dat er dus nog wel meer kloosterfilms zullen gaan komen, terwijl dat niet betekent dat er ook nog een mens daadwerkelijk zal intreden.

Voor mij laat deze film ook zien, waarom niet. Het gezamenlijk zingen en zo een plek maken van vrede en licht, en bij de Cisterciënzer monnikken komt dat nog extra tot uitdrukking omdat ze daarvoor een speciale witte gebedsmantel aantrekken, dat is heel mooi. Gewone mensen verkleden zich tot zuster of broeder en scheppen in die hoedanigheid al zingend en biddend in de kapel een ruimte waar op dát moment alles goed, mooi en in harmonie is. Daaraan meedoen; dat boort ook elke keer weer je eigen bron aan.

Maar het is ook een verkleedpartij, en dat kwam vorige week in het klooster nog eens extra zo bij me binnen omdat de zusters daar zelf zo over spraken. Ze deden mee aan de bezinningdagen in gewone kleren en bij het theedrinken na afloop, dan zeiden ze vlak voor de dagsluiting: o, ik moet me gaan haasten, ik moet me nog verkleden tot zuster. Het is prachtig als mensen zich daartoe geroepen weten. Als je je daarmee maar niet meer, beter of geweldiger dan andere mensen gaat voelen.

Ik kwam daarom wat kwaaiig uit de film. De monniken blijven, maar waarom? Een hoge Algerijnse functionaris zegt: Ga, alsjeblieft, jullie zullen onderwerp van manipulatie worden, jullie horen hier niet. Ik ben het daarmee eens. In de film zie je het ook gebeuren: de wachtkamer met de gewone mensen (altijd een reden om te willen blijven vanuit een christelijk perspectief) die naar Broeder Dokter gaan, die wordt leeggeveegd en hij moet een van de gewonde extremisten gaan helpen.

Het monnikendom komt ook voort uit ouderwets gedachtegoed. Waar bijvoorbeeld bedacht is, dat de abt zelf, een soort plaatsvervanger van Christus is, die in het christelijke dogma zowel God en mens is, op aarde. Zoals de Paus dat ook is. Wie kan en wil daar nog in geloven? Ik niet. Elk verabsoluteerd ideeënstelsel veroorzaakt alleen maar veel leed en ellende. De monniken overleven het dan ook niet. Behalve die ene die bij de inval onder zijn bed kruipt. Heel verstandig. Je bent maar een gewoon mens. Laat los.

woensdag 24 november 2010

Patsy-patina

Lag het aan de oude, nieuwe stoel die ik uit een ander wijkcentrum gescoord heb? Zo'n ooit heel dure stoel, loodzwaar, van glanzend chroom en een zwart bekleed zit- en rugvlak, modern looking in een S-vorm van onder en precies goed in mijn ruggetje, met een heel prettige vering. Ik had hem geplaatst in het midden van de muziekinstallatie tussen de boxen, ging hem inwijden en zette Patsy Cline op.

Dat was weer zo'n cd die ik scoorde in de uitverkoop van de bieb, die afgeschreven materialen voor bijna niks van de hand doet. En ik luisterde en bleef maar zitten! Wel een uur lang. Wat een prettige, ongecompliceerde liedjes, country-achtig en wat heeft dat mens een prettige, nog on gepolijste stem. Een ouderwetse stem, als dat zou kunnen. Simpele arangementen, geen poespas. Het was remastered vanuit een tijd dat een stem nog gewoon een stem is, die niet met de techniek mooier gemaakt kon worden.

We leven toch in gekke tijden met de botocks, facelifts, fotoshopping, enzovoort. De wereld zoals we die met ons eigen oog bekijken, is niet zomaar echt meer. Als ik Linda de Mol voorbij zie flitsen in een zappronde, dan snap ik niet dat niet iedereen het wanstalterige popperige, gek verwrongen blije lachje in haar gezicht ziet. Maar ja, alles wat op tv komt, schijnt het te doen. Ook Paul de Leeuw is een nieuwe haardos op zijn kale koppie aan het creeëren. Waarom? Waarom wordt de tijd als het ware stil gezet, in een soort zogenaamde eeuwige jeugd?

Ook in de discussie over het natuurgebied de Oostvaardersplassen, gaat het over de verhouding natuur en menselijk ingrijpen. Kun je de natuur zijn gang laten gaan? De directeur van Staatsbosbeheer voegt er in Trouw van vandaag een nieuw element aan toe: Mensen willen natuur, maar daar hoort de dood niet bij. Dat dieren sterven, natuur vergankelijk is, we willen het niet zien en dat heeft de gedachtengang hieromtrent gecompliceerder gemaakt.

Ik ga onderhand snakken naar echtheid, of beter gezegd, naar verschijningsvormen waar je wél het patina van de tijd doorheen kunt ervaren. Een handgeschreven brief heeft dat ook. Vooral als deze met kleine tussenpoosjes geschreven is. Ik hou ervan als daar dan staat: het is nu een paar dagen verder... en nu zit ik... Het is het soort info die er niet is, bij een snelle e-mail. Misschien wel bij het volgen van een blog, gedurende lange tijd. Ook dan maak je iets mee van de bewegingen van de geest in concrete materieële, steeds wisselende omstandigheden.

Tenminste: zoiets streef ik wel na, met mijn blog, bedenk ik nu. Door de tijd heen, zie ik mezelf leven en kijk er naar en wieg er een beetje in. Zoals in die nieuwe, oude stoel met liedjes die je brengen in ruimten die je niet zomaar kan aanwijzen. Maar je komt op de een of andere wijze wél ergens anders, dan alleen maar die stoel: ergens waar een andersoortige ruimte en diepte is: een Patsy-patina.

dinsdag 23 november 2010

Kloosterdief

In het klooster gebeurde er de tweede dag dat ik er was, iets zeer onkloosterachtigs. Tijdens het middagmaal, dat zoals alle maaltijden in stilte gebeurt, was het onrustig, een van de gasten verdween van de maaltijd omdat zij weggeroepen werd door R., de abdis. Gerommel en rumoer op de gang erachter. 'Jullie zullen het wel gemerkt hebben' onderbrak R. de stilte. 'Er blijkt geld gestolen te zijn en ik wil jullie zo meteen vragen om op jullie kamers te kijken of alles er nog is.'

Er bleek bij meerderen geld verdwenen te zijn. Niet alleen bij de gasten, maar ook bij de zusters. In tegenstelling tot de meeste kloosters slapen de gasten hier gewoon in het klooster, naast en tussen de zusters: er is geen apart gastenverblijf waar iedereen in en uit kan lopen. Omdat er geld gedurende twee dagen in porties was verdwenen, waren er maar drie mogelijkheden: een van de gasten, een van de zusters of de schoonmaakster. Die al zes jaar of zo er werkt. Waarvan wel bekend is dat ze in de schuldsanering zit...

Even ging er in het klooster een soort cluedosfeer hangen: Wie heeft het gedaan? ... Onrust alom, druk gepraat op de gangen. De zuster die die middag portierster was, durfde niet goed meer. Enige weken geleden was er ook een insluiper geweest, een 'kloosterdief' vertelde de politie later. Iemand die het tot zijn specialiteit maakt om kloosters te bestelen. De desbetreffende belt aan de deur, wordt binnen gelaten in de hal, vraagt of hij een intentie kan achterlaten, de portierster loopt even het klooster in, de desbetreffende is bij terugkomst spoorloos verdwenen, maar blijkt zich achteraf ingesloten te laten hebben. Precies tijdens het uur van gebed in de kapel of tijdens het eten slaat de desbetreffende zijn slag. Iedereeen is dan op 1 plek verzameld, allemaal op voorspelbare tijden en het klooster is dan helemaal van jou.

En zo is het klooster ook geen haven van vrede en rust meer. ( Dat is het natuurlijk ook nooit alleen, achter de schermen, maar dit terzijde) Voor de gast die het ontdekt had was het een heel zware dobber. Al was zij op school echt wel geweld en diefstal van leerlingen gewend, het klooster was voor haar een baken van veiligheid en vertrouwdheid. Anderen begonnen ook te dubben, of ze hun kamerdeur nu op slot moesten maken.

Vreemd hoe broos en dun de 'kloosterlijke, spirituele sfeer' dan blijkt. Maar hoe stevig tegelijkertijd ook: de dag erop werd er alweer gebeden voor M. de schoonmaakster: dat ze wegen mag vinden om uit haar problemen te komen. Of God dat zal regelen, dat lijkt me niet.

Alleen de vitaliteit en openheid van je kunnen verplaatsen in het perspectief van de ander, dat zal de wereld redden. Boven jezelf uitstijgen; de moed opbrengen om met veerkracht in moeilijke omstandigheden door te gaan en niet ten onder te gaan, dat zet zoden aan de dijk en wil ik best een Godsgeschenk noemen.

maandag 22 november 2010

Twee werken

O, o, wat was dat moeilijk! Ik mocht van I. een werk uitkiezen van de zes die ze had meegenomen. Ik was blij verrast. Bij elk werk tolden de associaties door mijn hoofd en zag ik de verbindingen met weer ander werk van haar. I's 'website' in de vorm van een blogspot, voorlopig, is klaar en aan de zijkant staan nu mijn teksten, die ik weer in de vorm van blogjes geschreven heb. ( Zie o.a. blogje Aarde in Oktober).

Zou ik gaan voor een donker sneeuwlandschap uit de serie Niederrhein, die wellicht een nieuwe en heel ander fase van haar werk zal gaan inluiden? Of voor iets in donkerbruine tinten: waarop o.a een peul met twee parels daarin glanst in het schemerduister, terwijl een huls daarbij zo zwart is dat het papier het bijna niet kan houden? Of voor de twee lampionnetjes die betrokken op elkaar, toch ieder een eigen leven leiden? Maar haar lampionnetjes zitten erg in mijn hoofd, dus die maar niet.

Een kleurige aquarel dan, van een zeer gedetailleerd gebouw bij straatlampen en een vuilnisbak ervoor? Maar dat is zo uitzonderlijk anders, dan de rest van haar werk, dat vraagt nog om exploratie, welke kant dat opgaat en of het nog een kant opgaat.

Dan waren er ook nog twee grotere werken in pastelkrijt. De ene in groene en bruine tinten waar steeltjes los en verbonden met elkaar aan het ontkiemen zijn, een momentopname in een onbepaalde tijd van beweging. Het schemert, er is een sfeer van een verborgen geheim en één kiemblad is al ontkiemt en vibreert en ademt de ruimte in. En het andere werk is een maagdelijk witte kiem die in verstilling ligt in de wieg van haar net open gegane schutblad, in rozig licht. Ik liet me ontvallen dat die twee werken eigenlijk bij elkaar hoorden.

Ik kreeg ze allebei. Ik ben zéér verguld.

Bezinningdagen

Ik heb heel, heel bijzondere bezinningdagen gehad in het klooster. Hoe is dat te beschrijven voor iemand daarbuiten? Zegt een zuster dat een andere zuster op de gang vraagt: Is het fijn? Ja, het is fijn, maar je kunt niet vertellen wat er allemaal gebeurt. Met jezelf: hoe je ruimten verkent en daar in verwijlt in je geest. En met de groep: Er was een 'ge-woonde stilte', zei T. de cursusleidster.

Wat oefeningen vertellen, dan maar. Er was er een die ging zo: je zit schouder aan schouder en je kijkt elk je eigen kant op. Je vraagt de andere: Wat maakt jou gesloten? En de andere antwoordt. En weer, en weer en weer totdat er een belletje gaat. Daarna wissel je van rol. Het is alsof je elkaar belevingen in het oor fluistert. Daarna vraag je wat de ander open maakt. 'Wat maakt jou open?' vroeg ik nogmaals aan R. '...wanneer er een ruimte van intimiteit ontstaat, zomaar en je voelt dat ieder bij zichzelf is en ook totaal bij de ander...'

Een Laudate-dans: Lofdans, dus, op z'n Latijns. Simpele gebaren. Je staat zover van elkaar dat je elkaar, met gestrekte armen, nét met de vingertoppen kan raken. De handen reiken naar elkaar toe, openen zich, je armen spreiden zich in een halve cirkel, alsof je alles weggeeft en komen dan weer bij elkaar in de lucht boven je hoofd, in bidhouding, dat breng je naar je hartstreek en vanuit je eigen midden reik je weer met je handen naar de andere... R. en ik begonnen onderwijl vanzelf te glimlachen en hadden zowat de tranen in de ogen.

Weer iets anders: je staat zij aan zij. Degene die leidt heeft een arm achter je rug. Zelf heb je je rechterhand op je hart en je linkerhand in de hand van de ander. Op muziek zet je 4 stapjes en daarna heupwieg je een keer, dan weer... je hebt je ogen dicht. Een oefening in blindelings vertrouwen, dus. De eerste minuut of zo probeerde ik mij nog voor te stellen, waar precies in de kapel ik me bevond. Toen liet ik los, en iets in je gaat zweven en belandt in een zee van ruimte en licht.

Verder intensief bezig geweest met een tekst uit een bloemlezing van Meister Eckhart, grote letters en het besloeg nog geen A 4tje, uit Eeuwigheid en Stilte. Lezen, herlezen, in de stilte en laten gebeuren dat een zin in jou oplicht. Daarbij verwijlen. Daarna uit die zin eén woord laten klinken en daar woord voor woord een 'stapelzin" van ongeveer 10 woorden van maken. De eerste dag kwam bij mij de zin: Grond en water doen leven; liefdesstroom wil elke keer weer opnieuw beginnen. En de tweede dag on stond de zin: Krachten; stil-zacht-onbekend: gaan rusten in de beweging.

En wel twintig dansen geleerd en telkens opnieuw gedanst. Het lichaam dat bidt in gebaren, naar elkaar toe, weer los, soms dicht tegen elkaar, soms met de blik gericht naar de kring binnen en dan weer uitwaaierend naar buiten...

Op de laatste dag was het de bedoeling om iets in haikuvorm te schrijven. Dat werd:

Diepste stilte is
het wezen van mij waaruit
verbondenheid wordt.

woensdag 17 november 2010

Wildernis

Ik heb de film Into the Wild gezien, die door de Duitse zender uitgezonden is. Merkwaardig met dat nasynchroniseren, ik meende aan het geluid te kunnen horen dat het in de studio was opgenomen, met niks van ruimte en wildernis om je heen. Dubbel merkwaardig kwam de film bij me binnen omdat ik in het blog van de abt van de trappisten van de abdij De Koningshoeven had gelezen dat het een echte monnikenfilm was.

Ik zag voornamlijk een jongeman die bruist van levenslust, kind uit een huwelijk waar de ouders diepongelukkig zijn en altijd strijden en die na zijn eindexamen er niks voor voelt om het burgelijke, onechte, aangepaste leven in te gaan. Niet zoals zijn ouders, alsjeblieft niet, dus hij gaat een droom achterna: naar Alaska, de wildernis in. De film is, zo bleek op het einde echt gebeurd: er verscheen een foto van een lachende jongen tegen een oude bus aan, die ontwikkeld is uit zijn cameraatje die twee jagers, twee weken na zijn dood gevonden hebben in die bus.

Het loopt dus niet goed af: de jongen verzwakt en sterft van de honger in zijn Magic bus, een oude bus die hij aan de oever van een rivier vindt en die hij tot zijn domicilie maakt. In flashbacks zie je uit wat voor een leven hij komt. Je leeft mee met zijn verrukking van de pracht van de natuur waar hij zich in zijn eentje in bevindt en ook de ergste tragedie die hij daar meemaakt, zoals hij in een dagboek schrijft: hij schiet een oude eland dood in de zomer en ontdekt dat hij er niks mee kan: het vlees verrot voor zijn ogen, maden komen tevoorschijn, alleen wat hongerige wolven hebben uiteindelijk wat aan zijn prooi.

Wat heeft deze film in godsnaam met monikkendom te maken? De jongen wil ook terug keren naar de mensen, maar de rivier is woest en buiten de oevers getreden, dus hij zit vast en dat wordt hem fataal. Als ik sceptisch zou zijn, zou ik zeggen dat monniken iets van heroïek en strijdlust en jongens en heldenmoed ervaren als ze in treden, weg van de gebaande paden, iets radicaals anders en uiteindelijk opgesloten raken in het instituut van het klooster.

Zo sceptisch wil ik niet zijn. Vandaag ga ik zelf voor drie dagen op bezinning in het klooster en daar verheug ik me op: lekker met een new-age-achtige dame, zeven zusters en enige van buiten het klooster je te goed doen aan samen dansen en tekenen en mediteren enzovoort. Op zoek naar de vrijheid van de wildernis, zou je kunnen zeggen: naar ruimte die alleen maar bepaald wordt door je zelf, op verkenning naar dat wat er voor jou toe doet.

dinsdag 16 november 2010

Oost-West

Ik heb East Wind; West Wind gelezen van Pearl S. Buck. Het lag in een antiquariaat op de onderste schap te verstoffen: een exemplaar ui 1933, nog ouderwets gebonden en aan elkaar genaaid, van dik gelig papier waar je de houtvezels nog in ziet zitten en de letters er nog in gedrukt. Alleen het materiële lezen van zo'n oud boek vind ik een waar genoegen. Dat het gewoon blijft open liggen op de bladzijde waar je bent, dat je aan rafelige onderkant nog ziet dat daar de bladzijden doorgesneden zijn, zoals wanneer je een enveloppe opent met een brievenopener.

Het verhaal is een aloud verhaal dat al sinds mijn jeugd meegaat: een Chinese vrouw uit de oude traditionele clan cultuur, met ingebonden voeten, geheel en al geleerd dat haar ware geluk ligt in het gehoorzamen van haar man aan wie ze uitgehuwdlijkt is, treft een moderne Chinese echtgenoot die in het Westen medicijnen heeft gestudeerd. Ook hij is door zijn familie gedwongen om haar te huwen, maar hij wil een moderne relatie met haar, waar beide partners gelijkwaardig zijn.

Het boek gaat over de cultuurverschillen tussen Oost en West en die zijn mij zelf nog met de paplepel ingegoten. Al lezend kon ik weer voelen hoe subtiel cultuuroverdracht is en hoe moeilijk om je daarvan los te maken. Alleen al het schoonheidsideaal dat verschilt. Zij vindt westerse mensen grof, barbaars en bijna iets monsterlijks hebben in hun harde lach, de wilde gebaren, het ge stuntel. Door de ogen voor haar man begint ze iets te ervaren van de westerse vrijheid en de opluchting van directheid. Háár verfijning, het hele associatieveld rondom gebaren en seizoenen, de symboliek van kleuren en dingen en theeceremoniën: het is maar relatief, leert ze.

Wat me nog het meest opviel, was de beschrijving van een volkomen andersoortig tijdbesef. Toen dus al, het is dus niet iets van de laatste decennia. De verleidelijke gedachte die hoort bij de westerse zelfreflectie van nu, dat er in de vijftiger jaren, pakweg, nog wel langzamer met minder haast geleefd werd: het is niet waar, het zit dieper. Ze heeft het over de haast en het ongeduld van het Westen en dat er altijd maar iets gedaan moet worden en het grote belang dat het individu aan zichzelf hecht. Zo schrijft ze over haar broer, die ook westers is geworden:

He has learned the impatience of the West, and he demands that his wishes come immediately to pass. He has forgotten that in our country time is nothing, and fate may remain unknown even when death has come. Thers is no haste which can hurry time here.

Ik kan dus concluderen dat mijn eigen intentie om rustig en aandachtig en slow te leven, dus twee wortelstelsels kent: eentje wortelt in de ervaring dat meditatie en contemplatie gelukkig maakt, de andere wortelt simpelweg in mijn China-gen.

Avatarbos

Wij, de oud studiegenoten van theologie zaten in het huisje in het bos, 'ons projecthuisje' gedoopt, ouderwets te discussiëren over de staat van de samenleving. Eigenlijk zouden we het hebben over ons toenmalig projectgroepthema: is bidden zinvol ? Bijna dertig jaar geleden, een jaar lang op gestudeerd en wat doe je er nu dan aan? Maar door onverwachte absentie van één lid hebben we dat maar verschoven naar een volgende keer. Dus temperatuurden we de huidige tijd.

Van nanotechnologie, waar bij het Thijmgenootschap net een boekje van is verschenen onder redactie van een van de 'onzen', je moest eens weten wat er allemaal mogelijk is op het oppervlakte van een duizendste van een menselijk haar, sprongen we naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van de huidige tijd. De gewone kerk is waarschijnlijk een sterfhuisconstructie, maar hoe zit dat met de Dominicuskerk in Amsterdam, met een levendige, experimentele liturgie? En moet er weer ouderwetse solidariteit en politiek bewustzijn bij de christenen geïnjecteerd?

Of is de kerk daar niet voor? Iedereen komt moe en afgemat van het moderne leven een dienst in, moet men het dan hebben over milieu en rechtvaardigheid en democratie en dergelijke of snijdt men meer hout als er existentiële thema's aan bod komen, zoals Eindigheid, waar een laatste cyclus over ging? En hoe zit het met de jongeren? Moet men het experiment aangaan van zaterdagavondvieringen, die weer ten koste zullen gaan van presentie op de zondagochtend?

Enfin. Voor mij is het zonneklaar: laat het gaan over bestaansvragen op plekken waar men over God spreekt en de bijbel openlegt. En die jongeren? Die vinden hun eigen wegen wel, laat ze toch los! Uit je eigen gedachten. Want die jongeren die denken niet aan Geloof of Kerk of Christendom. Jongeren? Die internaliseren in no time allerlei verhalen, stromingen in één. Dat oude christelijke verhaal van geboorte, strijd, allerlei mensen ontmoeten, dromen over een andere wereld, verraden worden, ten ondergaan en herrijzen, het wordt voortdurend vertelt.

'Ik sta heel graag in een dvd-winkel', zei ik tegen P. op de terug weg in de auto. Dan luister en kijk ik naar al die jongeren die dvd's met elkaar uitwisselen.
- Maar ik mis iets van traditie, daarin. Ik weet ook niet hoor, wat ik verder moet met bijvoorbeeld herders in een stal, maar ik vind het wel prettig dat ik ze herken, als ik een kerk ofzo inloop en dat dat er al eeuwen is. Die jongeren zien dan een film en daar relateren ze zich even aan, en dan?
- Nou die leven dat net zo goed uit. Wat dacht je van al die games en de internetcommunity?

Vandaag zag ik mijn eigen gelijk nog sterker bevestigtd in Trouw. (Ja, men vind altijd een eigen gelijk, maar dit terzijde). Film wordt een beetje werkelijkheid. Bij Zoetermeer zal een heus Avatarbos verschijnen, vernoemd naar de film Avatar uit 2009, een wereldwijde kaskraker. Daarin komt een volk voor dat natuurminnend en vredelievend is. De regisseur James Cameron heeft besloten om een deel van de opbrengsten te besteden aan de aanplant van miljoenen bomen, wereldwijd: in 15 landen worden er bossen aangepland.

Aan jongeren is gevraagd hoe zo'n avatarbos eruit moet gaan zien. Welnu: met slingerende zwerfpaden en geen rechte wegen daarin. Er zal ook geen kale ondergrond zijn, maar kniehoog gras. En net zoals op de planeet zullen er droomplekken gemaakt worden en open plekken. Zo'n avatarbos: dat is de kerk van nu.

zaterdag 13 november 2010

Psalm 5

Ik praat eigenlijk nooit over God. Dat woord is beladen. Het associatieveld rondom God is beneveld en vervuild met heel vervelende dingen. Behalve in de kapel van de Clarissen: zo'n beetje de enige plek nu voor mij, waar 'God' nog verwijst naar dat deel in de ervaringswereld dat op zoek gaat naar wat mooi is en goed, naar de wortels van je eigen bestaan. Gisteren begeleidde ik weer de meditatie in de kapel en het woord God heeft veel geklonken. 'Wat was het stil!', 'het was mooi', hoorde ik later. Dan ben ik toch blij dat de woorden die ik vond, aanspreken. Dus ik bewaar ze maar weer in dit blog. Het gaat over Psalm 5.

'Psalm 5 is een psalm die mooi is, om in de ochtend uit te spreken. Net nadat hij wakker is, spreekt de psalmist God rechtsreeks aan. Hij zegt tegen God:
In de morgen, dan hoor je mijn stem
in de morgen wend ik met tot jou en wacht.
Je wenden tot God... en wachten ... waarop?
In onze tijd is dat helemaal niet zo van zelf sprekend meer.
Waar kunnen we God zoeken? En vinden? ...Wie is hij?

In de psalm blijkt gaandeweg dat de psalmist gaat aanvoelen wie God wel is en wie niet.
Hij begint met te zeggen wie God niet is en dat doet hij opnieuw door God gewoonweg aan te spreken:
Jij bent geen God waar laagheid ingang kan vinden,
misdaad is bij jou niet welkom, eigenwaan, on zinnigheid, gewetenloosheid houden geen stand als jij naar ons kijkt... Zo zegt de psalmist.

Dan ervaart de psalmist doordat hij voelt dat God naar hem kijkt, door te wachten en je te wenden naar de Levende, wat mogelijk wordt: Je kunt zelf het huis van God binnen gaan: een wonderlijke ervaring van thuis komen. Er opent zich een weg van liefde naar God toe.

Op het einde van de psalm, dan weet de psalmist het zeker: vreugde ontspringt in je wanneer je schuilt bij God. Je kunt de bescherming van de Levende ervaren als een schild om je heen en door de eeuwen heen al, gaat deze jubel van mensen.
De psalmist spreekt dus over W A C H T E N en S C H U I L E N en dat betekent:
Niks doen, met lege handen staan, aandachtig zijn.

Hier past geen haastig en hijgerig aktivisme, geen handelen namens of prediken over God.
Want het is God zelf die jou omgeeft als met een schild. Wie stil is en wacht, die zal dat gaan ervaren. Vol vreugde en jubel: een vanzelf sprekend S C H U I L E N.'

Na enige regels uit de psalm, een selectie, want de psalm verkent ook andere wegen waar ik niet zo veel mee heb, volgt de stilte van ongeveer 20 minuten. En daarna volgde de Zegewens:

Moge je in de ochtendstond
je van zelf sprekend naar de Levende kunnen wenden
je ogen op slaan en ervaren:
Ja, het is God zelf die naar mij luistert
Ik kan hem wachtende ontvangen.

Moge je gedurende elke dag
het onderscheid weten te vinden
tussen doen en laten
tussen wat goed is voor je en wat niet.

Moge je de weg van de liefde volgen
waarlangs je binnengaat in het huis van de Levende:
Dat je er schuilen mag.

donderdag 11 november 2010

Kammende baadster

Ja, je weet dat alles in het leven voorbij gaat. Alles is sterfelijk en daar leef je maar mee. Afscheid nemen, opnieuw beginnen. Soms is dat oké en hoort het bij groei, soms is het alleen maar pijnlijk en zou je het anders willen. 'Niet het snijden doet zo'n pijn, maar het afgesneden zijn', dicht Vasalis. Snijden doe je zelf, snoeien doet groeien. Afgesneden zijn verwijst meer dat je het onderwerp bent geworden van zo'n aktie.

Dat doet inderdaad meer pijn. Omdat je machteloos bent. Wanneer blijkt dat een ander je uit het leven wegschrijft. Extra pijnlijk is het wanneer die ander zich niet eens daarvan bewust lijkt te zijn. Kronkelredenaties gemaakt heeft dat jíj degene bent die het contact afhoudt. Enfin. Je leeft er maar mee, wat moet men anders? ... En dit allemaal denk ik nu, omdat het beeld uit mijn jeugd van de aardbodem verdwenen is: De Kammende Baadster van Herman Hubacher, ontstaan in mijn geboortejaar.

Je houdt het toch niet voor mogelijk: in mijn stad zijn al vier bronzen beelden uit de openbare ruimte verdwenen. Waarschijnlijk van hun sokkel gehaald omdat de metaalprijzen nu torenhoog zijn. Mijn baadster, waar ik als kind bij zat te dromen aan de vijver met grote blauwe libellen, die is niet meer. Omgesmolten tot een anonieme massa. Een beeld; dat is wel het laatste waarbij je dat verwacht. Daar stel je juist bij voor dat het het sterfelijke vlees zal overwinnen en het ouder zal worden en langer zal leven als jij zelve. Dat het de tijd zal verslaan. Dat is toch ook het troostende van kunst.

Helaas. De verhuftering van deze samenleving, zo heet het. Afgesneden zijn van het eerste beeld, letterlijk, uit mijn jeugd. Het voelt, heel even, heel eventjes maar, kaal en leeg, zoals wanneer een moeder zich afkeert van haar eigen kind. Maar herinneringen, die blijven. Alles gaat voorbij, maar sommige dingen die goed en mooi zijn die leven voort in jou. Gelukkig maar: de geest wint uiteindelijk toch van de materie. De kammende baadster zal wel weer verschijnen, in een heel andere en nieuwe vorm.

woensdag 10 november 2010

Louter muziek

Gisterenavond was ik naar de Carmina Burana. Dat zijn middeleeuwse liederen uit de 13 e eeuw, waarvan er in 1937 een aantal, 24 of zo, op muziek zijn gezet door Carl Orff. De hele verzameling is gevonden in een Benedictijnerabdij in Beieren en nu te vinden in de bibliotheek in München. Ze komen uit de vagantenliteratuur, waar de bandeloze gevestigde clerus, (ja, toen ook al, dus) op de hak wordt genomen.

De muziek is opzwepend en werd met een heel eigen Slavisch sfeertje uitgevoerd door het Staatsphilharmoniker Banatual Timisoara, uit Roemenie, als ik het wel begrepen heb, maar gedirigeerd door een Nederlander. Voor de pauze speelden ze de Romanian Rhapsody van Enescu, wat me nog meer raakte dan de Carmina Burana. Heftig en vurig en dan weer teder en smachtend.

Geweldig, zo'n live orkest voor je oren en ogen! Ik had een toneelkijker meegenomen en die close-ups van musicerende mensen, geconcentreerd, aandachtig, allemaal letterlijk op elkaar ingespeeld: dan ervaar je hoe de wereld zou kunnen zijn zonder woorden: louter muziek. De paukkist was het allergrappigst: er zaten heel wat donderslagachtige roffels in en dan gaf hij zich geheel en moest daarna elke keer weer zijn brilletje op zijn neus recht zetten.

Jammergenoeg waren de solisten niet zo goed als in de uitvoering die ik op cd heb, dus mijn absolute hoogtepunt, waar de sopraan In trutina zingt, verdween in het niks, eigenlijk. De woorden in de Engelse vertaling luiden aldus:

I am suspended
between love
and chastity,
but I choose
what is before me
and take upon myself the sweet yoke


dinsdag 9 november 2010

Tijd maken

Wat een grijs, grauw waterkou weer is het nu. Dan moet men zich maar verwarmen met het vuur binnenin. Het is dus slim gevonden: om het deze maand, november, de Maand van de Spiritualiteit te laten zijn. Het thema dit jaar is Tijd Maken. Een thema waarvan we allemaal weten wat ermee bedoelt wordt, wat de achtergrond ervan is.

Wij, De Westerse Mensch, wij lijden eraan dat we een tekort aan tijd hebben omdat we zoveel moeten doen; druk, druk, druk. Dus volgens de wetten van de spiritualiteit zouden we tijd moeten maken, want tijd voor het leven van de geest, in plaats van het doorhollen in de materie. Maar dat kan helemaal niet! Wij zelf kunnen geen tijd maken. Een Iers spreekwoord luidt: When God made time, he made plenty of it.

De spreuk impliceert dat tijd ons allereerst gegeven is.Als je terug keert naar je wortels, de bron van je bestaan en daar gaat 'spiritualiteit' over, dan is dat een waarheid als een koe. Ieder van ons is ooit geboren en heeft daarmee tijd gekregen om in dat lichaam dat jij bent en waarin je 'ziel', 'geest', 'bewustzijn' of hoe je het ook noemen wilt huist, je zelf te ontwikkelen, te zijn, te verwijlen, samen te leven met anderen, enzovoort.

Die tijd is letterlijk gegeven: je was er niet bij toen die voor jou gemaakt werd, en je hebt er ook geen hand in als die tijd je weer ontnomen wordt. Niemand weet wanneer die sterven zal, behalve de zelfmoordenaar en daarom noemde een filosoof, Sartre, geloof ik, zelfdoding ook de daad of nietdaad waar de ultieme vrijheid van de mens gestalte krijgt. Heel heroïsch, maar wie niet dood wil, die kan des te meer ervaren dat alle tijd je gegeven is.

Dus wat moet men met het thema Tijd Maken? Het is dezelfde opdracht als: Lach eens, wees humoristisch. Dat ben je of ben je niet. Wie gemaakt vrolijk is, is niet echt vrolijk. Wie tijd wil maken, leeft niet écht in de tijd. Het thema Tijd Maken genereert een heleboel wat we kunnen dóen. Waar we inspiratie kunnen halen. Allemaal suggesties in boeken en lezingen, om meer tijd te hebben. De werkwoorden die verraden het al: Maken. Halen. Hebben. Dat schiet uiteindelijk niet op voor het leven van de Geest of Ziel.

Tijd Ontvangen: dat was een intrigerender en uitdagender thema geweest voor de Maand van de spiritualiteit. Maar ja, dan verkoop je geen boeken, hou je geen lezingen, ga je niet naar cursussen, dan doe je dus... niks. Niks? ... Je wacht. Je bent stil. Je schuilt in je eigen bewust zijn. En dan gebeurt er iets. Je ontvangt als het ware elke ademhaling, elk fragment van leven en je wordt dan heel blij.

maandag 8 november 2010

Ludgerpad (3)

Gisteren was het Willibrord's Zondag en dan wordt er in de Kerk stilgestaan bij mensen als Willibrord, Bonefatius en Ludger die ooit weer en wind doorstonden om over de Nederlandse gronden te trekken om te vertellen over Jezus. Wie waren we geweest, zonder hen? zo vroeg de Franciscaanse broeder bij de Clarissen zich af tijdens de overweging. Prettig, dat hij daar staat in alle eenvoud, in zijn bruine pij met een jutte sjerp, nee zo heet zo'n ding officieel niet, 'sjaal' dan maar, om zijn nek, al heet het zo ook niet.

Tja, wie waren we geweest zonder christendom? Dat toch radicale gedachtenstelsel dat het westers bewustzijn leerde zich te richten naar één punt en dat had dan met liefde en naastenliefde van doen. Te voren waren daar goden van donder en bliksem die door de velden gingen en ze huisden in bomen. 'Je kunt je het bijna niet voorstellen', wie we dan waren geweest, zo zei hij. Dit is gedeeltelijk waar. Ons bewustzijn is geconstrueerd geraakt, zodat sommige dingen vanzelfsprekend zijn geworden. Het hele humanisme komt ook voort uit dat christendom.

De dag tevoren liepen vriend E. en ik de derde etappe van het Ludgerpad, dit maal van Hengelo naar Zelhem. Zonder christendom, zonder Ludger himself, hadden we daar niet gelopen.Op het einde van de dag ploegden we in het donker de weg terug, over een zanderige modderweg dwars door de velden, paraplu's op en tegen de wind in, het was donker met wat silhouetten van bomenranden en enkele lichtjes van verspreide boerderijen. Het had wel wat, vonden we. Een nieuwe scène toegevoegd aan het wandelreportoir.

Maar aan tafel bij de Chinees stonden we ineens in de onbebouwde grond van een onontgonnen gebiedje bij een modderkuil: hij die zeven jaren geleden priester geworden is en ik die toch echt het helemaal volkomen verknipte van het systeem zie. De ene is een priester en dus ook een representant van die mannenkerk en de andere ziet die kerk het liefste helemaal verdwijnen, kan dat samen gaan?

Voor mij wel. Zoals Ludger, stap voor stap voorwaarts. Er waren toen nog geen grote gebouwen; zijn eerst kerkje dat in Zelhem is nagebouwd is niet meer dan een kleine huiskamer. Blijven trekken, niet stilstaan, geen overbodige ballast meenemen: licht reizen. Je op je eigen manier binnen je eigen mogelijkheden voeden en laven, energie geven en opdoen aan de resten die toevallig op jouw pad zijn gekomen, voor zo lang het duurt.

Zondagavond zag ik de eerste aflevering van Great Migrations op Natinal Geographic Channel. Van die migratie, daar zijn mensen ook een deel van: iets in ons houdt ons in beweging, stuwt ons voort, als vlinders die in vier generaties trekken van Mexico naar Canada en weer terug. Als potvissen die tijdens hun leven ongeveer 60 keer de wereld rondtrekken. Een jonge potvis blijft de eerste tien jaar bij zijn moeder, trekt dan weg en vormt een groepje met andere jonge mannetjes potvissen en na 40 jaar, dan bereist hij de oceanen alleen.

Ludger, Bonafatius en Willbrord: ze waren een soort potvissen, alleen. Iedereen is eigenlijk een potvis, alleen. En tegelijk zijn we als die vlinders die met miljoenen tegelijk weg fladderen, aan elkaar kleven als grote omgekeerde ballonnen aan een boom, als hun rupsen eitjes en rupsen, als de coconnen die zij worden, volgegeten aan de zijdeplant en dan... de vlindervleugeltjes ontvouwen zich: Alles begint elke keer weer opnieuw.

vrijdag 5 november 2010

Gewoon

Ik had ze bijna gekocht, maar heb ze toch weer neergelegd: vier vierkante dunne oude platenboekjes van Rie Kramer. Zomer, Herfst, Winter, Lente: voor elk seizoen een, dus. Mooie oude heldere kleuren, op elke print één kind, frontaal in beeld, de eenvoud nog ten top, wat betreft kinderillustraties. Ik heb nu dus toch een beetje spijt dat ik ze heb laten liggen.

David Hockney is teruggekeerd naar het landschap van zijn jeugd en heeft dat geschilderd en hij gebruikt dezelfde kleuren: rood, groen, bruin, niks extravagants. In VN is een rubriek die elke week een schilderij onder de loep neemt: is het een meesterwerk of toch eigenlijk een blooper ? Hockney kwam er genadig van af. Maar de vraag wordt waarschijnlijk gesteld omdat bij een eerst oogopslag het schilderij iets kinderlijks eenvoudig heeft en clichématig is. Je ziet een landweg, wat bomen op de voorgrond en wat weidevelden daaromheen.

Waarom is het dan toch goed? Waarom komen die plaatjes van Rie Cramer ook meteen binnen? Beide hebben iets helders. Ze roepen meteen een gevoel op. Er hangt iets ouds en helders om heen en er is een directe associatie naar je kindertijd. Bij Rie Kramer is het dat kind dat centraal in beeld staat en zich in dat seizoen vermaakt. Blaadjes die om hem heen dwarrelen in de herfst, een zon op het bolletje in de zomer, simpel vermaak, geen poespas. David Hockney komt door zijn kleurgebruik en zijn eenvoudige onderwerpen op dezelfde wijze meteen binnen.

Hij schilderde jongens in zwembaden, zijn teckels, een vis op een bordje. Portretten en mensen in kamers, op een 'kinderlijke' wijze. Het leven is er wars van kronkels en ingewikkeldheden. Mensen en dingen en bomen en dieren, ze zijn er gewoon. Er gewoon maar zijn, zonder complot, zonder moeite. Er gewoon maar zijn. Gewoon.

donderdag 4 november 2010

Mozarts snik

Al enkele weken beluister ik 's ochtends vroeg het Adagio voor viool en orkest in E major, K.261 van Mozart met het Wiener Philarmoniker en Itzhak Perlman als violist. Het is lichtvoetig en treurig verlangend ineen, er zit een soort snik in die zich elke keer weer herneemt en weer terug komt en dan nieuwe adem inzuigt om het even vast te houden en het dan allemaal weer te laten gaan, en weer, en weer... laat los...

De hele dag neurie ik het al. Op de fiets in de storm, bijna omgeblazen bij het stoplicht. In het wijkcentrum, terwijl vrijwilliger R. op dezelfde P.C. mij introduceert in de wereld van de gratis gokkasten, ik zit achter hem en kijk mee, het heeft iets knus, zo.

Ik zag onderwijl de beelden voor me van olifanten die hun baby die dood is, achter moeten laten omdat ze verder moeten trekken. Gisterenavond zat ik in de startblokken om het op te nemen bij National Geographic: Om 21.00, dacht ik Great Migrations heet het, aan elkaar vertelt door de omfloerste stem van Jeroen Krabbé. Maar dat blijkt aanstaande Zondag te zijn: een unieke documentaire over de grote trek van allerlei dieren, wereldwijd. Afscheid, hernemen, opnieuw beginnen: de eeuwige snik, niet alleen bij mensen dus, ook bij dieren.

En gisteravond zag ik de film Babette's feast op de tv. Over een klein gehucht aan de kust van Denemarken of zo, waar een kleine gemeenschap in simpele huizen met strooien daken leeft. Twee ongetrouwde gezusters zijn hun morele ijkpunt, de dochters van een christelijke sekteleider, die ooit de gemeenschap geinspireerd heeft. Er komt een huishoudster bij hen wonen, Babette, uit Frankrijk, jaren en jaren dient ze hen. Ze kookt heerlijk: een van de enige geneugten in het leven, die zo aan deze zusters per ongeluk toegevallen is.

Babette wint de hoofdprijs in een Franse loterij, een klein kapitaal. De zusters denken dat ze nu wel vertrekken zal. Maar Babette vraagt aan hen maar één gunst: om het maal te mogen koken ter ere van het 25-jarig overlijden van hun vader. Alle kopstukken, die in de loop der jaren steeds schraler met onderhuidse ruzies en machtspelletjes met elkaar zijn gaan leven, een inspirerend mooi lied gezongen door een der zusters helpt ook al niet meer, zijn uitgenodigd.

Babette gaat een Franse maaltijd maken. Een levend schildpad laat ze uit Frankrijk komen, kwartels, dure wijnen en likeuren, exotische vruchten, kazen. De dorpelingen denken dat het des duivels is, maar spreken af om geen woord te zeggen over het eten, uit respect voor de zusters. Maar een iemand van buiten herkent haar kookkunsten: ze zijn van een chef-kokkin die plotseling verdwenen is.

Het is prachtig gefilmd, langzaam en in Vermeer-kleuren. De christelijke ouderlingen krijgen allengs, na elke gang van het feestmaal méér, blosjes op de wangen en iets in de gezichten gaat glansen. Het is die snik, van Mozarts Adagio die door de film ademt. Babette blijkt in een vorig leven die chef-kokkin te zijn en besteed haar hele kapitaal om nog een keer alles uit de kast te trekken: een feestmaal voor twaalf personen. Dan is het klaar. Ze blijft gewoon bij de zusters. Dit was het wat ze nog eenmaal moest doen. Zo mooi: Mozarts snik.

woensdag 3 november 2010

De roos

Wat een onverwacht mooie zonnige herfstmiddag is het. Vanochtend was het grijs en grauw en heel vochtig, maar nu heb ik geel blad geharkt in mijn tuintje en genietend van de herfstzon zitten voelen hoe het er nu is, na de snoeipartij. O, er is ineens weer wat meer zon achterin. O, wat donkergroen is die ene hoge, dunne dennenboom in de hoek, ineens. O, het is wel grappig dat ik nu in de voortuin een nieuwe tuinomheining heb, van de dikke boomstammen van de omgezaagde esp. Ik kijk nog eens om, op weg naar het buurtbiebje: dat heeft toch iets on miskenbaars bosachtig, eigenlijk.

En er is één intens roze roos uitgekomen. Die wiegelt tussen de appels aan de takken van de appelboom fier en vreedzaam in de wind. Wat mooi toch, zo'n net ontloken roos! De bloemblaadjes heel dicht tegen elkaar, bang om zich geheel uit te vouwen in de guurte van het begin van november. Maar wel zeer beslist aanwezig: dit ben ik: Nog een keertje verschijn ik voordat de vorst zal komen, dat had je niet gedacht , ik ben je nieuwe tuinpresentje!

Natuurlijk begin ik dan The Rose te neurieeen van Bette Midler. Dat is een fantastisch nummer om heel langzaam op te bewegen en te dansen. Some say love, it is a razor... Waarom juist deze woorden uit dit liedje, nu? Het zal het snoeifestijn van deze week wel wezen. Er stond een grote tractor voor. En een houtversnipperraar. En zo'n grote kettingzaag. En de Snoeier die maakte met zijn oorbeschermers op, allemaal mooie houtblokjes voor mijn houtkacheltje achterin de tuin.

En in al dat lawaai en tumult, al dat gedoe, heeft die roos besloten om door te groeien en zichzelf te openen.

Momix

Het heeft wel iets jaloersmakend: toen ik vorige week een zuster in het klooster hoorde praten over Allerheiligen en Allerzielen, dat er aan zat te komen. Dat het zo'n héél speciale tijd is. Dat enkele zusters al de tranen in de ogen hadden, toen ze de liederen voor deze dagen aan het oefenen waren. De sfeer in die woorden. De intensiteit van dat kunnen vieren en voelen: het leven, de dagen die zo vanzelf een heel eigen kleur krijgen.

Nee, ik kon niet komen op al hun vieringen. Ik moest gewoon werken en anderzins. Toch weerklonken die woorden wel een beetje: ik ben maar gaan lopen in de oude schoenen van Vader. Even aandacht voor de doden en de zegewens dat je hoopt dat ze rusten in vrede. Dat ze hun wijsheid die ze wellicht opdoen nu ze niet meer op de aarde zijn, kunnen zenden naar ons aardelingen die maar een beetje worstelen met alles wat je verlangt en wat toch niet zomaar mogelijk is. Geduld, geduld... wellicht één van die eigenschappen die je gelukkig en mild kan maken.

In plaats van naar het klooster of naar het kerkhof, was ik naar de schouwburg. Naar MOMIX, 'acrobatisch danstheater' zo heet het, een gezelschap dat al 20 jaar bestaat onder leiding van de Amerikaan Moses Pendleton en internationale faam heeft. Lichamen leken te zweven in de ruimte, schaduwspel en kleuren, soms etherisch en sprookjesachtig op muziek die van didgeridoo-klanken, Indiaas naar science fiction-achtig en jazzy-popachtig ging. Heel mooi.

Het progamma was een The best of... En de titels van de producties waar ze uitkwamen, maakt me wel nieuwsgierig naar een avondvullend geheel : Passion, Botanica, Lunar Sea, Opus Cactus... Er werd een wereld opgeroepen, die niet van deze wereld is. Zo paste het toch ook wonderwel goed bij Allerzielen.

dinsdag 2 november 2010

Anatomie en mesthoop

Het is mooi om te zien waar Ingrid Geerdink (zie o.a. Passiebloempje in oktober: Boomhutten) de materiële substantie vindt, waarover ze in haar beeldend werk bericht: groei, het in proces zijn, verbindingen die onstaan en weer vergaan. Die substantie is te vinden aan het begin van die levende keten in de natuur, zoals in zaden, maar ook aan het einde. Het is er ook in ons eigen vlees en bloed: wij zijn natuur.

Haar houtskooltekeningen Anatomie, die vertellen daarover. Volg de lijnen, de strepen, de punten, de cirkeltjes en je wordt mee gezogen in een duizelingwekkende vaart. Iets beweegt altijd, iets zoekt een centrum, iets verwijdert zich daar weer van, op zoek naar weer andere verbindingen.

Aan de basis van deze tekeningen, die een soort landkaart geven van de wegen die ons hart en onze hersens gaan, staan samengestelde delen van anatomische tekeningen van ons menselijk lichaam. Dat betekent dat I. dwars door onze uiterlijke verschijningsvorm heen boort, naar het levende vlees dat we zijn. Terwijl onze geest wegen zoekt om te gaan, is het ons lichaam dat ons huis is en daar, verborgen voor ons oog, ook daar gebeurt datzelfde proces van groei, verandering en uiteindelijk vergaan... We keren allemaal naar en onder de aarde terug.

I. heeft twee schilderijen gemaakt. Als je er voor staat dan komt er een golf van bruine, donkere massa naar je toe. Het is dat het doek ophoudt, daar aan die rand, want anders zou je er welhaast in op genomen kunnen worden. Als je dan aandachtig schouwt in die massa, dan ervaar je dat het beweegt: er zit kleur in, een contour van een modderige bloem, de kunstenaar heeft erin gekrast en het een soort eigen, donker geheim leven gegeven. Op de achtergrond staan wat muren met ramen erin. Sporen van menselijke bebouwing. Leeft daar iemand? Op wiens erf staan we?

Mesthopen achter een schuur? Dan zijn ze, zoals je ze in Nederland bijna niet meer kunt vinden: het erf van een keuterboertje, ergens achteraf, weg van de wereld van controle, zakelijkheid, orde en netheid. Een verborgen plek, aan het eind van de keten: nadat we gegeten en gedronken hebben is er afval en uitval, wat verbruikt is, zal verrotten en wordt opnieuw weer vruchtbare aarde.

Ons eigen dierbare lichaam, de materie die voortdurend het intiems en allerdichtst aan jou nabij is en een composthoop, ergens achteraf: je hoeft niet te weten dat deze een aanleiding waren voor de kunstenaar. Het werk spreekt zichzelf uit. Maar het is ook wel mooi ergens, om het begin van een werk wél te kennen. Omdat het zo zeer in het werk zelf bevat zit: begin en einde, ontstaan en vergaan en weer ontstaan.

maandag 1 november 2010

Mussenkolonie (2)

Hèhè, wat een exercitie is dit: het 'red de mussenkolonie-plan'. Vandaag kwamen ze weer: de opzichter met een echt tuindersbedrijf en ze zouden gaan snoeien, en snoeien doet groeien, is nu het landelijke motto en voortvarend op die opgewekte toon had ik maar één doel: ga jullie gang, maar de mussenkolonie moet blijven. Ik had als hulptroep F. opgetrommeld, die in een ver verleden nog een tuindersopleiding heeft gedaan. Een paar extra ogen aan mijn kant die meekijken voor het evenwicht.

Met een ladder het dak op. Oei wat hoog, o, wat een mooi uitzicht. Die mussen hebben wel een prachtige plek uit gekozen, zei ik tegen de opzichter, kijk nou eens, uitzicht op het water, al die toppen van de bomen, de koning te rijk, een heel wijds uitzicht!
- Ja, ik begrijp u best, zei hij weer.
- Ja, dat idee heb ik ook, zei ik. U houdt ook van de natuur, alleen vertegenwoordigen we op dit moment verschillende belangen.' En dat allemaal uitgesproken, hoog boven op mijn eigen dak.

Er is daar op het dak, miniem gesnoeid. Een beetje klimop weg. Overal waar een vermoeden is van mussennesten ,dat is er nog. Het viel mee op het dak. Er was nog niks beschadigd. En de mussen die vlogen en kwetterden... Hoeveel zitten er? 20, 25? 'Ik denk wel meer,' zei ik. Het kan zo blijven. Maar het is op eigen risico, dat wel. Als er een lekkage komt, dan moet ik hem zelf gaan betalen. En als ze de dakrand gaan vernieuwen, dan moet ook alles weg. Nou, voorlopig maar geen zorgen voor morgen; die mussenkolonie is een dagelijks terugkerend plezier.

'Wat is het toch een lekker ding, ze wil alles bewaren!' zei de takkenzager en struikensnoeier die overbleef tegen de buurman nadat de opzichter en zijn baas alweer vertrokken waren. Heeft hij nog geeneens in mijn huis gekeken... En dat omdat ik het fascinerend vond, hoe hij een blokje zaagde, zoals een mes in de boter, uit de boomstronk met mooie jaarringen van de buurman, die de kans aangreep om twee bomen in zijn voortuintje te laten kappen. Door dat uitgezaagde blokje, zouden de wortels onder de grond vanzelf verotten. Dat blokje wilde ik wel hebben: een soort teken dat leven verbinding nodig heeft, om te kunnen leven.

- De buurvrouw is een alternatievelling, reageerde deze. 'Ik ben een burgerlijke man, daarom ga ik ook met veel luxe op vakantie, maar zij; ze doet gewoon wat spullen op de rug en dan gaat ze ergens in een tentje kamperen. Ze zou in een huisje in het bos moeten wonen, ergens in de natuur!'
Als dat nog eens zou kunnen...