Als je in een klooster komt, dan hoor je nog eens wat. Zo bleek het gisteren één van de hoogtijdagen van de katholieke kerk te zijn: het feest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Het meest gekke feest van allemaal: men viert dat Maria zonder dat er een man in het spel is, zwanger is geworden van kindje Jezus. Het dogma van de Maagd Maria, is pas in de 19e eeuw officieel in de kerk vastgelegd. Vast om de vrouw te domesticeren, heb ik daar altijd bij gedacht.
Wat moet men aan met een dergelijk feest? Voor alle vrouwen die ooit bezig zijn geweest met zaaddonoren komt het beeld wel dichterbij. In het verhaal verschijnt er een engel aan Maria die als het ware dat kind instraalt. De afbeeldingen uit de rijke beeldcultuur zijn wel mooi, vind ik. Aan de ene kant Maria, aan de andere kant die engel, zinnebeeld van wat niet tastbaar is, maar er desondanks toch kan zijn.
Wat overblijft, als je het wellesnietes uit het verhaal haalt, is wel dat er vertelt wordt dat het goddelijke allereerst zijn herkomst heeft uit een vrouw. Zij brengt dit op de wereld. Het zou zo een feest kunnen zijn, waar er gevierd word dat de zachte krachten zegevieren. Dat het leven goddelijk kan zijn voor wie open staat, ontvangt en wacht.
In het slotgebed in de kapel werd er gebeden voor de mannen en vrouwen die ongewild kinderloos zijn gebleven. Voor hen die moeten leven met verbroken relaties. Voor hen die aan verdriet en onmacht ten onder dreigen te gaan. Dat vind ik wel mooi. Het moeten leven met het onbegrijpelijke. Je leven niet willen controleren maar je zelf overgeven: kome wat komt. Vertrouwen houden over de grond die je zelf bent: dat je het goddelijke kunt verwachten en baren: altijd en overal een onbevlekte ontvangenis.