Lekker, om gisteren met dat alleruiterste vervelende weer van regen en wind en kou, me te verstoppen in het museum. Die zouden, net als in Londen voor iedereen gratis toegankelijk moeten zijn. Eerst was ik in Utrecht naar Museum Speelklok, waar helemaal uit het Museum van de Verboden Stad in Peking, een heel aantal klokken te bewonderen is. Een uniek gebeuren: medewerkers uit Utrecht hebben voor het eerst in de koninklijke schatkamers mogen kijken en hebben daar deze gouden objecten uit opgediept.
Ze voelden zich net als Indiana Jones vertelden de jongens die ook de rondleidingen deden en zelf deze 'klokken' helemaal uit elkaar gehaald hebben en hebben gerestaureerd. Radertjes en schroefjes, orgel mechaniekken, ze hebben zelfs kleurige vogeltjes gevangen om hiermee de kale aangevreten fluitende vogeltjes in een kooi van een nieuw verendek te kunnen voorzien. Je ziet goudglanzende pagodes die in een drietrap, als je het in werking zet, in elkaar en uit elkaar schuiven. Een goochelaar die op zijn tafel elke keer een nieuw voorwerp tovert, alles rijkelijk versierd met kleurige stenen en glas, de kitch ten top, of eerder een kinderfantasie over gekke, dingen die je in een schatkamer zal gaan vinden.
'Klokken', dat zijn het, maar tussen aanhalingstekens, want vaak is het uurwerk erop niet groter dan een klein horloge. Die Chinezen gaven helemaal niks om de tijd, het moest kunnen draaien en bewegen of muziek kunnen maken vertelde de klokkenmaker-jongen. Aanvankelijk werden ze in Engeland gemaakt en in Zwitserland, maar ook toen al waren de Chinezen heel goed in het nabouwen van het orgineel en er verbeteringen in kunnen aanbrengen. Behalve in het uurwerk, dat soms te langzaam of juist te snel draaide.
Typisch toch: terwijl het Westen al een zeer lange traditie had van klokkenmakers en dus al zo lang 'mensen van de tijd' zijn, heeft het Oosten zich daar niet in gespecialiseerd. Ook ik voel me eerder aangetrokken tot de glans en het glitter en de beweging en het gefluit van de vogeltjes. Die tijd, wat kan me dat schelen? Chinezen hielden van nieuwe dingetjes, de laatste gimmicks, zei de horloge-jongen en ik dacht aan Vader, die terug van zijn verre reizen ook altijd met nieuwe soorten hebbedingetjes kwam.
En verder ging ik, naar Rotterdam naar de tentoonstelling van Kees van Dongen in Boymans van Beuningen nog tot 23 januari te zien.Hij hield van vrouwen en dat is te zien in de wijze waarop hij ze schilderde: zoveel kleur die elke keer weer een ander stemming oproept. Van moederlijk, naar exotisch, ongenaakbaar of flamboyant, onbevangen of uitdagend. Van Dongen ontwikkelde zich van links georiƫnteerd illustrator tot een gevierd kunstenaar in Parijs. Hij hield van dansen, zoals de Argentijnse tango, organiseerde feesten en partijen in zijn atelier.
Hij schilderde Modjesko, een travestiet, sopraanzinger. Door de glinsterende halsband beweegt zijn adamsappel op-en-neer. Best wel een leuk andersoortig voorbeeld, hoe je in deze wereld ook je stem kan laten horen, het leven vieren, het voorzien van een glans.