Het was zo'n mooie heldere, milde winterdag vol zon vandaag en ik had veel zin om einden te wandelen. Maar waar doe je dat in Amsterdam? Water, de ontdekking van het IJ, langs water wilde ik en ik ben de Amstel af gaan wandelen. Woonboten, kleine wereldjes waar je langs loopt, joggers, de zondagse wandelingen met honden, roeiboten, een hengelaar, de oude huizen waarvan het plotseling stopt; het einde van de oude binnenstad.
Ik liep naar Zorgvlied, daar was ik nog nooit geweest, en ik wilde aanvankelijk op zoek naar de graven van wat bekende Nederlanders; Mulisch, Van Mierlo die er tegenover schijnt te liggen, Ramses Shaffy, Annie M.G. Schmidt. Maar op de begraafplaats zelf verdampte het belang van de beroemdheden en werd die plek van de doden, de plek waar je eigen dierbaren de belangrijksten worden om te gaan gedenken, al liggen ze toevallig niet daar.
Het was een heerlijke wandeling en op de terugweg was de hemel mooi gekleurd en wat lekker om dan nog even muziekwinkel Concerto in te kunnen lopen en muziek te kunnen gaan beluisteren. Het werd de muziek van Anouar Brahem, Le voyage de sahar. Wat zijn muziek bij mij vermag, het is alsof ik in het ritme en de stroom van mijn gevoelsleven beland, zo oer. Een nummer heet 'Cordoba' , de stad waarin het ook voelde alsof ik daar ooit, heel lang geleden geleefd heb. Hij laat zichzelf portretteren met op de achtergrond, iets wat lijkt op een kloostergang.
S'ochtends was ik naar de tentoonstelling 'Alexander' in de Hermitage. Zijn roemrijke veldslagen en overwinningen die zeggen me niet zoveel. Maar zijn leven was natuurlijk meer dan uitzonderlijk. 32 jaar oud maar geworden, 10 jaar daarvan was hij onderweg en zijn rijk was zo groot dat er in zijn eigen ogen niks meer te veroveren was. 10.000den kilometers heeft hij afgelegd. Meerdere echtgenotes en kinderen had hij, maar de liefde van zijn leven was een man, zijn jeugdvriend Hephaestion. Grote verwonderde ogen had hij, de filosoof Aristoteles was zijn leermeester, hij hield van poezie en het speelde zich allemaal af meer dan 300 jaar voor Christus.
Het zaaltje dat ging over zijn ontmoeting met de filosoof Diogenes die in een ton leefde en streefde naar absolute eenvoud, is de leukste. Een schilderij, een bierpul en nog zo wat 'prularia' uit verschillende tijden, laten zien dat deze ontmoeting door de eeuwen heen tot de verbeelding is blijven spreken. Alexander de Grote, de machtige, hij die alles had, schijnt aan Diogenes gevraagd te hebben: Heb je een wens die ik voor je kan vervullen? Diogenes antwoordde: Ja, zou je opzij kunnen stappen, je staat in mijn zonlicht! Waarop Alexander reageerde met: Als ik Alexander niet was, dan zou ik Diogenes willen zijn.
Beroemd of machtig, uiteindelijk zijn we allemaal aan elkaar gelijk: de plek van de doden, daar komen we allemaal. Dus wat staat je te doen in het leven? Je gevoelsleven laten stromen, leven naar je diepste aard: als Alexander of Diogenes, dat maakt niet uit: de weg van het water gaat een eigen gang. Volgens de anekdote van hun ontmoeting zag Alexander wel meteen de waarde van dat totaal andersoortige leven dan die van hemzelf: het stil staan en het langzame leven van Diogenes. Dat Diogenes ook Alexander zou willen zijn, dat komt in het verhaal niet voor en dat is het intrigerende.