Dit in trieste, druilerige weer, roept bij mij alweer heimwee wakker naar gisteren, toen het stralend blauw was en ik naar het hoog water ging kijken in de uiterwaarden. Wat naïef van me om te denken, dacht ik aanvankelijk, dat ik nog wel ergens aan de uiterste rand van een strandje zou kunnen zitten, want het water stond aan de dijk. Heel het struingebied verdwenen in de zee van water, alleen nog de kruinen van de bomen staken uit.
Maar er kwam een man aan en die vertelde dat hij twee dagen geleden nog gekayakt had en gewoon vanaf een strandje was begonnen. Hij vertelde over golven van twee meter hoog, als er een boot voorbij kwam varen en uitkijkend op dat snel stromend water, nu bijna in de vorm van een alomvertegenwoordigd meer met boten die stukken kleiner lijken dan wanneer je aan de oever ligt, was het onnederlands wijds.
Die kracht van het water, hoe alles binnen een etmaal overstroomt. Hoe mooi tegelijk, als je veilig op de dijk staat in een late middagzon, die weer de prachtigste kleuren aan het zwerk toverde. Ik wilde wel weten hoe het voelde als je de dijk afliep, langs de grillige randen van het water waar allemaal wilde ganzen op dobberden. Ik liep naar beneden en alras vloog er een vlucht ganzen op. Alhoewel nog op een afstandje, was het mijn lange schaduw door het bijna -avondlicht, waardoor ze mijn aanwezigheid opmerkten.
Toen begon ik er een sport van te maken. Misschien ben ik daardoor een natuurverstoorder, weet ik veel. Maar het gaf een machtig gevoel, om eén voor éen een vlucht ganzen pal over mijn hoofd op te zien vliegen. Dat krachtige ruizen van hun vleugels, daar gingen ze! Ze gaven me een bewijs van mijn levend bestaan hier op aarde.
Thuisgekomen ging ik eens eventjes op een tuinstoel zitten en luisterde naar de veel verschillende vogelgeluiden van wat geen mussenkolonie alleen maar kan zijn, het is een vogelkolonie geworden. Een wintermerel floot op de punt van het dak een laatste deuntje. Koolmeesjes schijnen wel zestig deuntjes op hun reportoir te kunnen hebben en een paar daarvan moet ik gehoord hebben. Het fluitconcert was zo gevarieerd. Het leek een lentebode, maar vandaag weet je dan weer dat je daar nog een poosje op moet wachten.
Zo is het leven: wachten, overstromen, op vliegen, neerstrijken, wachten...