Vandaag is het weer mijn 'kloosterdag', zoals ik dat noem. Dan volg ik overdag enigszins het ritme van het klooster en eet ook tussen de middag warm, omdat 's avonds het 'etentje in stilte', boterhammen zijn. Op zo'n dag hou ik me verder ook rustig, 'contemplatief': ik kijk in de tuin wat voor blad of tak ik mee zal nemen voor bij de meditatie s'avonds, ik kook mijn warme maaltijd, lees wat, en vandaag schilderde ik weer eens.
Dat schilderen is bij mij een herfst- en winteractiviteit: zolang het weer een beetje redelijk is, ben ik liever buiten, dan binnen in een bovenkamer tussen verf en doek. Tot vorige week at ik elke dag 's avonds nog buiten: kaarsjes aan, een vest aan, de buitenlucht opsnuivend. Maar sinds deze week is dat geheel voorbij. Was het echt nog geen week geleden, op de zaterdag, dat ik een boek las op een Waalstrandje en de hele binnenstad tot laat op de avond vol was met mensen op terrassen, aan het eten en het drinken? Het leek een bijna zwoele zomeravond.
Psalm 64 is vandaag aan de beurt, die over het hart gaat, die 'zo diep als een afgrond is', volgens de psalmist. En dat hart was in Bijbelse tijden het oriƫntatiecentrum van de mens, waar voelen, denken en willen samenkomen. Het hart wandelde, sprak, groette, zocht, stond stil.
En toen al, zonder alle moderne psychologie, wist de psalmist dat het hart zo diep is als een afgrond...En dan is er dat andere wijze inzicht: Al is het hart zo diep als een afgrond, er is een maat, een ijk-mogelijkheid, die ervoor zorgt dat je zelf niet in die afgrond valt: als je de dingen met vreugde en vertrouwen doet en op zoek blijft naar rechtvaardigheid, dan ja dan... vind je een thuis, een toevlucht. Die de psalmist 'God' noemt.
'God' is hier het woord dat je uit je eigen donkere en verborgen hoeken haalt, die je laat ontstijgen aan jezelf, zodat je niet in de afgrond van de diepte van je hart valt. Een ander woord blijft wellicht: de Liefde. Of het Vertrouwen.Of het Relativeringsvermogen. Het Geloof dat bergen verzet, wanneer je je blijft openen : naar jezelf toe en naar elkaar.
Ach, voor sommige mensen blijft dat een bijna onmogelijke opgave... sommige mensen bereiken hun bestemming niet... Waarom dat zo is, weet ik niet. Ik kan alleen maar mijn eigen weg gaan. In de zegenwens waarmee de meditatie eindigt, zeg ik:
Moge je de weg van de vreugde gaan
De vreugde van de eenvoud:
Als een pijl recht naar het doel.