Ik heb een documentaire gezien, waarvan ik zeker weet dat ik die nooit meer vergeten zal. The Act of Killing, en het speelt zich af in Indonesië. Dat is de eerste reden waarom ik het niet zal vergeten: mijn oerwortels komen daar vandaan en ik hoorde als kind van zeven dat er daar iets ergs gebeurd was: er waren zeven generaals vermoord en in het kielzog daarvan nog veel meer mensen. Ik kreeg er een nieuwe achternaam bij: Mariakasih, door mijn ouders zelf verzonnen, want de andere achternaam die was te Chinees: als we in Indonesie hadden gewoond, dan liepen we gevaar omdat ik Chinees-Indonesisch van bloed ben.
Deze documentaire zet twee mannen in the picture, die indertijd honderden mensen hebben vermoord na de coup in 1965. Daar werd president Sukarno afgezet, Suharto kwam aan de macht en er onstond een klopjacht op communisten of die daarvan werden verdacht: zoals de etnische chinezen. Het blijkt dat er 1 miljoen mensen indertijd bruut zijn afgeslacht. Mensen werden doodgeknuppeld, maar dat gaf teveel bloed en Anwar Congo, een leider van zo'n doodeskader vertelt dat hij door een Amerikaanse cowboy film op het idee kwam om mensen te wurgen met een stuk ijzerdraad.
Wat de film onvergetelijk maakt, zijn de dubbele, dubbele bodems, als lagen van een suikertaart, die langzaam smelt. Want Anwar gaat samen met zijn vriend, een mede-moordenaar het doodmaken naspelen: zowel als dader en als slachthtoffer. Die vriend is in drag, een dikke travestiet en één van de associaties voor Anwar is, dat dit de wraakgodin is, die soms in zijn dromen verschijnt. Hij moet die te vriend houden.
Het gaat over doodmaken, wreed, aan de lopend band, maar wat zie je? Een wilde greep: een grote kamer, bijna een zaal van iemand die allemaal glinsterend dingen van glas en kristal verzamelt, een roos van glas in zijn hand en steeds zegt : het is net echt...Hij heeft een gekke plastic vis die, als je hem aanzet gaat spartelen met het deuntje: Don't worry, be happy. De film begint dat er dansers uit de bek van een grote vis komen, een vis op het droge, bij het geheimzinnige Tobameer op Sumatra, schat ik in.Vervolgens bij een waterval , waar een voice-over de danseressen aanmoedigt blij en gelukkig te kijken, terwijl de man in het zwart, Anwar, zo blijkt later, en de travestiet ook dansbewegingen maken.
Ik weet het niet, woorden schieten eigenlijk tekort. Dat ik de Indonesische taal in flarden versta, dat ik bekende fysieke bewegingen zie, de wijze van zitten in een stoel, benen over elkaar, zoals mijn opa deed, de gezichten met die altijd vriendelijke oogopslag, het stoer wegwerken van emoties en het stelselmatig wegwerken van elke verantwoordelijkheid... de stille beelden tussendoor... het verklaart gedeeltelijk waarom deze film mij naar de strot grijpt. De film is uitgebreid gelauwerd, dus het is niet alleen een persoonlijke ervaring.