Eindelijk. Rotterdam is binnen als een geweldig,energierijke stad met een eigen dynamiek! Dit weekend zei ik onvoorwaardelijk 'Ja', in plaats van het 'Ja maar', dat het altijd was. Ik ben er toch mijn leven lang, met een zekere regelmaat een dag geweest. Toen ik nog een Indonesisch paspoort had, moest ik er op visumjacht en combineerde dat, voor zover mogelijk, met een bezoek aan Museum Boymans van Beuningen.
Dat museum stond toen alleen: maar in de loop van de jaren zag ik de omgeving uitgroeien tot het hele museumpark wat het nu is. Ik had ook al eens de helft van een architectuurwandeling gelopen: Ja: er zijn wel mooie gebouwen en het is leuk om de geschiedenis ervan te leren kennen en de visie van de architect op zo'n gebouw. Ik heb eens het Schouwburgplein vol skaters gezien met jongeren en in de theaterzaal binnen was er allerlei soorten van jongerendans; breakdance, hip-hop en hoe het allemaal heten mag. Ja, leuk! Maar... Rotterdam werd nooit een stad om werkelijk van te houden..
Het tochtte altijd in Rotterdam. In feng shui-termen zou je kunnen zeggen, dat er altijd, overal, energie weglekte. Er was geen samenhang, geen eenheid. En altijd maar dat geluid van dat heien, hijskranen, gehamer: een stad waar gewerkt wordt. Aan... het resultaat wat het nu is: het Manhattan van Europa, zo schijnt Rotterdam zich nu te afficheren. Ja! Het is er nu ook: Er vibreert iets internationaals in de Maasstad: het is een wereldstad geworden: eindelijk volgroeid, eindelijk volwassen.
Het was stil en mistig en vol grijze regen , toen het bij me gebeurde. Ik zag de brug de Zwaan in dunne streepjes, met daarachter drie torens, die leken op onhandig gestapelde blokken uit een blokkendoos: net niet precies en recht op elkaar. Er kwam iets teders over me. De stad omhulde me als een soort van deken, terwijl ik aan een picknicktafel onder een droge, hoge afkapping van het Appelgebouw thee en een boterham at.
'Eet smakelijk!' zei een voorbijgangster.Een man met een rode paraplu en een nattig hondje liepen voorbij. Ik zag een paar boten voorbij tuffen. Ja: deze stad neemt me op, heeft plotseling een bodem, vaste grond , waar je kunt schuilen en wonen. Werkelijk, het had iets van een openbaring.
Vlakbij was Station Blaak, met de kubuswoningen aan de ene kant, die er vroeger wat verloren bijstonden. Maar nu is er die nieuwe, kleurige Markthal, als een mooi kleurig sluitstuk: een machtig gebouw in een grote boog , waar de wolken en de luchten zich van buiten in weerspiegelen. Wat een kleur van binnen: fruit, bloemen, rupsen en vlinders op het plafond. 's Avonds at ik in De Bazar: in de Witte de Withstraat, vol kleurige Marokkaanse lampjes.
Ja, Rotterdam heeft zich voor mij binnenstebuiten gekeerd. Alle kleur die binnen aanwezig was toont zich nu, in een rijke schakering: Rotterdam laat van zich houden.