Ik zou wel een monumentje voor haar willen maken. Want ze is klein, heel letterlijk, en fijn. Ze is trouw. Op mijn verjaardag staat ze altijd op het antwoordapparaat met een felicitatie, terwijl ik, tot mijn schande dat niet doe en dus vergeten ben dat ze vorig jaar 75 jaar is geworden. Haar zeventigste verjaardag heb ik nog meegevierd: een uitje naar de dierentuin, waar ik haar duwde in een rolstoel en ze gefascineerd was door de hele kleine visjes, die tussen de grote haaien in Burgers Zoo heen zwommen.
Ik heb haar leren kennen in mijn periode dat ik een kamer had in het Capucijnen-klooster. Ze kwam er drie keer in de week en hielp dan met het snijden van groenten in de keuken. Ze heeft lang een eigen kruidentuintje in de kloostertuin gehad, maar dat werd , wegens haar gezondheid toch wat teveel; die had ze toen maar opgegeven. Samen met drie Capucijnen richtten ze vervolgens een rik-clubje op: elke donderdagavond was het raak.
Dan werd het weleens laat, en dan zou het wel handig zijn als ze in het klooster kon overnachten. Maar dat werd haar niet gegund. Ik was de eerste leek die daar een eigen kamer had en ik was daarvoor gevraagd. T. liep al vijftien jaar ofzo mee en had gevraagd of ze mee kon doen aan de nieuwe leefgroep. Maar dat werd haar niet gegund. Waarom, dat bleef een raadsel. Niet omdat ze bij ziekte, ook een beroep op het klooster zou willen doen. Als dat zou gebeuren, zou ze meteen vertrekken.
'Horen, zien en zwijgen': met dit motto heeft T. drie gardianen meegemaakt en alle Capucijnen zien vertrekken en ondertussen ook heel wat vrijwilligers zien komen en gaan. En nog steeds was het zo: nieuwe mensen die een nieuwe leefgroep wilden vormen, dominees, theologisch geschoolden (zoals ik zelf was): die kregen meteen een kamer. Maar T. niet. Terwijl ondertussen niemand zo lang en zo intens mee-geleefd heeft met het klooster en al haar bewoners, als T.
T. heeft dingen zien gebeuren, waarvoor ze de ogen niet sluit, terwijl je dat soms wel het liefst zou willen doen. 'Heel veel mensen denken alleen maar aan zichzelf, ik vind dat niet Franciscaans'. En daarmee is eigenlijk alles gezegd. De T. is ook de Tau, de handtekening van Franciscus: T. dus, dat is ze.
T. bezit de wijsheid om stand te houden: 'Capucijnen zijn als het weer', zegt ze. Nu had ze eindelijk haar contract binnen, zei ze lachend: eindelijk een eigen kamer en de dagen dat ze er kan zijn, staan nu op papier.
'Je bent als een boom', zei ik tegen haar, terwijl we gezellig aan het lunchen waren, zij met een glas droge witte wijn. 'Bomen hebben zich geworteld en zonder bomen is een plek onleefbaar. Alle oude bomen zijn weg en nu ben jij overgebleven.' In mijn achterhoofd denk ik nu : ze is ook als zo'n klein visje, die doorzwemt, tussen alle haaien. Gelukkig is er het water dat allen het leven geeft, bindt en samenhoudt.