Gisteren hoorde ik opnieuw een aantal verhalen uit een klooster die me weer erg aangrepen... Het is voor buitenstaanders zo moeilijk voorstelbaar dat alle kloosterlingen ook maar gewoon mensen zijn. Maar wat er zoal gebeurt 'binnen de muren', laat me ook steeds meer denken, dat het voor kloosterlingen zelf ook moeilijk is, om te bedenken dat ze 'gewoon maar mensen' zijn.
Er gebeuren zoveel heftige, oneigenlijke dingen, die misschien bijna niet tot het hart van de gewone mens in de kloosterling indalen, omdat je toch ook elke keer weer in het koorgebed, je went tot God en zijn genade bezingt en looft... Woorden zeggen en zingen is ook een 'performatieve handeling': al sprekend, doe je iets en ervaar je dat.
Dus: wanneer je net tevoren ernstig gekwetst of genegeerd bent door een medebroeder of zuster... en je staat vlak erna weer samen naast elkaar te zingen en te loven... hoe zeer kun je een ander dan blijven aanspreken op gewoon dat wat er gebeurd is? JIJ kwetst me en doet me pijn, zou je daar alsjeblieft op terug willen komen? Kunnen we het uitpraten en dichter bij elkaar komen?
Maar iets in het klooster is erop gericht om elkaar NIET persoonlijk nabij te komen. Iets vraagt dat je al die persoonlijke emoties, verdrietigheden overstijgt en dat je elkaar vindt in een veel groter verband: de liefde tot God, de onvoorwaardelijke liefde die met een ieder en alles ervaarbaar is.
De beleving van onvoorwaardelijke liefde, die er vreemd en wonderbaarlijk genoeg, ook altijd is en je elke keer weer geschonken wordt, zomaar, om niet, kan zo ook een gigantisch excuus worden om het verder in je dagelijkse doen en laten te ... verklooien, laat ik het maar eens grof zeggen. En in de toch ook hierarchische structuren van een klooster, waar ieder de eigen terreintjes heeft met eigen verantwoordelijkheden, kan het ook nog eens een gruwelijk machtsspel worden op dat kleine oppervlakte binnen de kloostermuren en de kloostertuin...
Het opgeven van je eigen ego komt in Zenverhalen ook altijd voor in absurde anecdotes en onbegrijpelijke handelingen. Soms is dat ook het enige wat werkt om je werkelijk op een geheel ander been te zetten, om je een zetje te geven naar wat Verlichting is gaan heten in die traditie. Daar is het altijd de ervaring van een individu, die vrij is om zich door een Zenmeester in het klooster door elkaar te laten schudden en als het niks wordt gewoon weer kan gaan.
Maar in de christelijke traditie is er ook een notie dat er ook het gemeenschapsleven van een klooster voor nodig is. De gemeenschap zelf is een plek om je te schuren, te spiegelen, je zelf zó tegen te komen dat het inzicht dat je eraan opdoet je kan louteren. Maar mensen zijn maar mensen... loutering kan heel gemakkelijk ontaarden in verdraainig, vervorming, verwonding.Waar ben je dan, God? ... Niet in een klooster.
Maar iets in het klooster is erop gericht om elkaar NIET persoonlijk nabij te komen. Iets vraagt dat je al die persoonlijke emoties, verdrietigheden overstijgt en dat je elkaar vindt in een veel groter verband: de liefde tot God, de onvoorwaardelijke liefde die met een ieder en alles ervaarbaar is.
De beleving van onvoorwaardelijke liefde, die er vreemd en wonderbaarlijk genoeg, ook altijd is en je elke keer weer geschonken wordt, zomaar, om niet, kan zo ook een gigantisch excuus worden om het verder in je dagelijkse doen en laten te ... verklooien, laat ik het maar eens grof zeggen. En in de toch ook hierarchische structuren van een klooster, waar ieder de eigen terreintjes heeft met eigen verantwoordelijkheden, kan het ook nog eens een gruwelijk machtsspel worden op dat kleine oppervlakte binnen de kloostermuren en de kloostertuin...
Het opgeven van je eigen ego komt in Zenverhalen ook altijd voor in absurde anecdotes en onbegrijpelijke handelingen. Soms is dat ook het enige wat werkt om je werkelijk op een geheel ander been te zetten, om je een zetje te geven naar wat Verlichting is gaan heten in die traditie. Daar is het altijd de ervaring van een individu, die vrij is om zich door een Zenmeester in het klooster door elkaar te laten schudden en als het niks wordt gewoon weer kan gaan.
Maar in de christelijke traditie is er ook een notie dat er ook het gemeenschapsleven van een klooster voor nodig is. De gemeenschap zelf is een plek om je te schuren, te spiegelen, je zelf zó tegen te komen dat het inzicht dat je eraan opdoet je kan louteren. Maar mensen zijn maar mensen... loutering kan heel gemakkelijk ontaarden in verdraainig, vervorming, verwonding.Waar ben je dan, God? ... Niet in een klooster.