Morgen ga ik voor vier dagen naar het klooster in Chevetogne. Daar wordt zowel de Latijnse als de Byzantijnse riten uitgevoerd. Ik ben er een keer op doorreis enkele uren geweest, vond het meteen een mooie plek, waar ik wel wat langer zou willen blijven. En nu deed zich de gelegenheid voor.
Sinds mijn ‘kloosterperiode’, zoals ik het ben gaan noemen, is dit voor het eerst dat ik weer in een kloostersfeer zal verblijven. Ik ben benieuwd hoe ik dit ga vinden. Want het merkwaardige is, dat ik het helemaal niet mis, dat klooster. Ik zie en ervaar steeds meer, dat het maar een vormgeving is, gemaakt door mensen en helaas ook een plek waar mensen zichzelf en elkaar tekort doen. Dat gebeurt overal, maar een klooster schept een decorum en taalgebruik waardoor er veel onder de tafel kan worden geschoven. Mensen doen en vinden in naam van hun roeping van alles en laten zich niet meer aanspreken door elkaar.
‘God’ , de reden waarom je kloosterling bent geworden, geeft jou dingen in, je hebt er een hoogst intieme band mee, dus er wordt van alles getolereerd, want God is groter dan een ieder, daarmee kun je niet concurreren, alleen in stilte denken dat de ander wellicht toch op een eigen dwaalspoor zit. Daarmee implicerend dat je zelf toch beter hebt verstaan wat God wil en de weg die God met jou gaat.
Ik zag de documentaire De Hoofdvrouw. Marijke’s moeder heeft ooit het gezin verlaten en is een profeet achterna gegaan, ze werd de belangrijkste vrouw voor hem en voor de groep die in een klooster met elkaar gingen leven. Alle groepsleden luisterden en deden alles voor hen. Ook de influisteringen van God, dat meisjes vanaf hun menstruatie, soms vanaf tien jaar, beschikbaar moesten zijn voor hen. Ze gingen naar casino’s en chiquehotels en restaurants, want haar moeder moest ervaren hoe het was om de belangrijkste, de koningin te zijn. Er klinkt hemels gezang en muziek, door de geest gegeven: Marijke luistert er nu naar in haar huiskamer en schiet vol.
Ik heb met opzet nog niet de woorden ‘sekte’ en ‘seksueel misbruik’ laten vallen. Marijke’s moeder heeft TBS gekregen, de rechter noemde het een folie à deux. Haar moeder is nu weer vrij en tracht een gewoon leven te leiden. Marijke ondervraagt haar familie en ex-sekteleden. Hoe kijken zij tegen dit alles aan? Er zijn er, die gunnen haar dat ze oma kan zijn van haar kleinkinderen en Marijke heeft kinderen, en haar vader zegt niet te kunnen oordelen; was of is haar moeder gek of slecht?
Het eindigt met een ontmoeting tussen Marijke en haar moeder. Ze vraagt aan haar moeder of deze een moment kan aanwijzen dat ze de verkeerde afslag heeft genomen, wanneer was dat? Haar moeder antwoordt meteen: toen ze haar gezin verlaten had omdat ze meende dat God aan haar vroeg om alles los te laten. 'Ik ben blij dat God me deze spiegel heeft voorgehouden', zegt ze. 'Geloof je dan nog steeds in God en wie is dat dan?’ 'De Here God is degene die zijn zoon Jezus Christus heeft gezonden, om voor onze zonden te sterven', zegt haar moeder. Ik ben zo dankbaar.' 'Ik laat het hierbij', zegt Marijke en loopt de kamer uit. Einde documentaire.
Ik denk: het antwoord van haar moeder is merkwaardig gezond: daar waar je breuk en pijn veroorzaakt in naam van God: dat is de verkeerde afslag. Maar wat moet je met het vervolg? Van te voren vraagt Marijke zich af, of ze dan de enige is, die wél vind dat je mag oordelen, zeggen dat iets slecht is, het christelijk sausje van vergeven, ze weet er geen raad mee. Haar zus zegt dat dit voor haar de enige weg is om verder te kunnen.En nu dan, nu haar moeder haar bedankt dat ze haar wilde ontmoeten en haar voor een nieuw voldongen feit zet: zij gaat niet gebukt onder al haar zonden, ze is vergeven door God. De achillespees van het christelijk geloof, of accurater: Gods achillespees. Want wie kan er concurreren met Gods liefde? Ze is weerloos.