Het is wel leuk om een B&B-geschiedenis met elkaar op te bouwen. Deze keer zat de projectgroep in De Tekenkamer in Vroomshoop, bekroond met vier tulpen, ongeveer het allerhoogste in Bed&Breakfast-land. Het is grappig om te beleven hoe iedere eigenaar haar eigen bedoeninkje regelt, inricht en om gaat met gasten. Het gelijknamige tv-programma bekijk ik weleens in bed, vlak voor het slapen gaan. Van Omroep MAX, rustig tempo en een vast onderdeel is altijd het uit proberen van de bedden, de kandidaten in pyjama, heerlijk ontspannend.
We gingen naar de dodenherdenking in Vroomshoop, leuk zo’n dorp dat van alle kanten toestroomt en ook een klein vrijheidsmonument heeft gebouwd voor de bibliotheek, met de grappige bijzonderheid dat er een stukje van de Berlijnse muur erin was gemetseld. Ongeveer twaalf Vroomshopers werden met naam herdacht, waaronder twee die in Nederlands-Indië zijn gesneuveld en één in Afghanistan. Met de eersten zouden mijn ouders helemaal niet blij zijn geweest, en dat voel ik wel mee, in hun kielzog...
Zomaar een dorp dat de Dodenherdenking een eigen invulling en kleur geeft. De Oranjevereniging met name genoemd en het Rode Kruis. Alle bloemstukken leken op elkaar, wellicht van dezelfde bloemist. In mijn stad was er enige ophef omdat de LHBT beweging nu geschaard wordt onder ‘maatschappelijke instellingen’, en geen eigen krans meer kan leggen. Ik weet nog hoe euforisch we waren, toen het COC een krans legde, en daarbij voor het eerst ‘de biseksuelen’ noemde. We togen erna naar het café om dit te vieren. Want er was een lange tijd dat biseksualiteit simpelweg niet bestond voor het COC, dat was een overgangsfase...
De tijden zijn veranderd en dat was ook een van de gespreksthema’s deze keer. Alles in afbouw rondom dat christendom in Nederland, kerken en kloosters die zich opheffen, jongeren die zich wel bekennen tot het geloof zijn meesttijds orthodox, recht in de leer. Wie en wat ben je en wil je nog zijn, als je dan theoloog bent? De vraag geldt mij niet, ik ben maar gewoon een klusjesvrouw in een speeltuin.
Ik ben trouwens ook niet echt in staat om de geloofsbelijdenis in de kerk hardop uit te spreken. Het oude beeld van een docent aan de theologische faculteit dat in herinnering werd gebracht, dat die woorden als een Maggi-blokje zijn, zó geconcentreerd, dus je kon er nog van alles mee maken, ontlokte bij mij de opmerking, dat het dan toch niet mijn soep is...
Men vroeg mij of ik nog weleens in kloosters kwam, hoe was het met de Clarissen? Men hoorde mijn teleurstelling, dat er geen vernieuwing mogelijk is gebleken, dat leken heel erg in de buitencirkel blijven, dat de kloostercultuur er niet een is waar het individu telt of dat er persoonlijke aandacht is en je werkelijk gehoord wordt. Is het gewoon om er zo lang, zo regelmatig te komen, en dan kan je dat niet meer, er dan geen enkele zuster is die, al is het maar met een simpel, kort mailtje, afscheid van je neemt of aan je vraagt hoe het allemaal zo is gekomen? Terwijl datzelfde internet en met name de wijze waarop men met dit blog is om gegaan, veroorzaakt heeft dat ik me niet zomaar meer veilig voelde binnen het klooster...
Ik ben daartegen in verzet gekomen. Een mooi woord op Bevrijdingsdag, maar niet binnen de kloosterlijke cultuur. Mijn verzet was: niet zomaar over mijn eigen gevoel van onveiligheid stappen, of het wegwerken met vergevingsgezindheid en empathie en de mantel van de liefde. ‘Jezelf een vraag stellen / daarmee begint verzet’, dicht Remco Campert. 'En dan die vraag aan een ander stellen.’ Mijn vraag is: Waar is de empathie in de instituties Kerk en Klooster?