maandag 29 april 2019

Ceija Stojka; kunst als blikopener

En gisteren bloeiden de witte kastanjes in volle, volle glorie in het Valkhofpark. Binnen een week tijd, van nog niks naar dit. Dan is het natuurlijk Vincent van Gogh, waaraan ik denk en die me al in de kindertijd voor het eerst bracht bij de verrukking van die gloeiende toortsen. En dan de drempel over naar een nieuwe levensfase: voor het eerst in een hotel met een vriendje, ik was al student, het liedje: April in Paris, just chestnutblossems...

Ik ging naar een tentoonstelling in het Valkhofmuseum: Ceija Stojka (1933-2013) - Oorlogsherinneringen van een Roma. Ik vind het bijna jammer dat de titel van de tentoonstelling eerder verwijst naar de inhoud van wat je gaat zien en naar haar etniciteit en zo afleidt dat ik allereerst overrompeld werd door het gegeven dat je meteen een echte kunstenares ontmoet, er meteen iets van het werk uitgaat dat je recht in het hart treft. Vergelijkbaar met de ervaring dat je in een grote zaal vol kunstwerken loopt, maar je oog meteen getrokken wordt naar één werk en dat is dan je ontdekking van de dag en die kunstenaar maakt dan nieuwsgierig naar meer.

Ceija Stojka is pas op 55-jarige leeftijd gaan schilderen en is autodidact,  meer dan 50 jaar dus, na wat ze schildert: eerst haar ervaringen als kind, rondtrekkend in houten pipowagens temidden van zonnebloemen, groene weiden, bossen, door de seizoenen heen. Haar kleurgebruik en penseelstreek deed me aan David Hockney denken, fris en met kracht. En daarna haar ervaringen in drie concentratiekampen. Daarvan zijn er ook veel tekeningen met zwarte inkt en viltstift. De wijze van uitbeelden in verhalende scènes, deed me weer aan Charlotte Salomon denken.

In de beschrijving staat dat je meekijkt vanuit het kindperspectief, alsof ze tijdens het maken in een kind veranderd. Ik ben het daar niet mee eens. Ik zie juist een rijpe geest, die met haar ogen als het ware als een geest vlakbij de taferelen zweeft en zo haar innerlijke beleving vorm geeft. De slachtoffers zijn als luciferhoutjes, als schimmen, de daders vaak met een detail juist scherp in beeld gebracht. De gasovens dreigend en groot als monsters over het prikkeldraad, de treinen spuwen de mensjes uit, de kraaien als donkere getuigen. Je wordt meegezogen in die nachtmerrie van een werkelijkheid, die er ineens is. Dat is wat kunst kan doen.

Ik ga zeker nog eens kijken, want ik heb maar vluchtig de teksten van haar gelezen, ze heeft ook veel geschreven. Daar was de eenvoud van de taal wel zoals die van een kind. Wat me nu bijstaat is, dat ze ergens zegt dat ze niet bang was voor al die doden om haar heen en dat die haar zelfs troost en een soort geborgenheid gaven... Het was sluitingstijd en ik zat nog midden in een film over haar. Ze smeerde heel veel verf op haar vingers en tamponneerde  daarmee het doek.  Grappig  was, dat ik haar meteen associeerde met sommige oudere vrouwen die ik in de wijkcentra ben tegengekomen en die ik ‘Nijmeegs’ zou noemen. En toen realiseerde ik me dat er in meerdere volkswijken Roma-families woonden. Is dit ook, waarom deze tentoonstelling in het Valkhofmuseum past?

Of vaart deze gewoon een nieuwe koers, weg van dat gedwongen concept dat het tentoongestelde ofwel iets met de Romeinen ofwel iets met de gebroeders van Limburg te maken moet  hebben? Ik zou dat toejuichen. Dit is het soort van verrassende tentoonstelling die je ook in de Fundatie kunt treffen. Weg van de provinciestad, met kunst als blikopener naar  de wijde wereld.