Ik zat in de trein naar Warnsveld en ik vond het allemaal zó prachtig. Twee keer een rivier over, glimpen van de Betuwe in bloei, langzaam dat landschap met oude bomen ingaan, een paar grote rode beuken, landhuizen, al die loofbomen in frisgroene lentekleuren, schermbloemen langs de sloten, die ienie-minie tafereeltjes: struiken, wat vee, een boerderijtje, de contouren van Zutphen aan de oever, zo gedetailleerd ook vastgelegd in een lange ets van Siemen Dijkstra.
In Zutphen regende het, met paraplu en festivalregenjasje door die oude binnenstad, klokkenspel uit de oude toren, de vlaggen die uithingen, langs de Berkel, door een parkje met een begraafplaats, het geurde naar de witte meidoorn... De molen van Warnsveld, het kerkje eventjes in, een gestileerde boom van glas aan een witte muur, kaarsjes die dreven in een schaal, hier worden de doden herdacht.
Het geroezemoes en flarden muziek van de kleedjesmarkt achter de oude huizen, zoveel rood-wit-blauwe vlaggen met oranje wimpels die uithingen, straten afgezet, de eerste twee kraampjes aan de uiteinden: twee oranje poefen te koop, voor zes euro, van die kleur wordt je toch vrolijk! , zei een oudere mevrouw, de verkoopster, ‘en helemaal op deze dag!' vulde ik aan. De regen was ondertussen gestopt, ik hoorde iemand zeggen dat het van 13 tot 16u droog zou blijven.
Na een oranje tompoes en koffie met de vrouwengroep de Koningsmarkt op, de grootste van de Achterhoek en gezellig, was de aankondiging, en dat was zo. Die slingerde langs de mooie huizen van het dorpje, het leek erop of velen ook voor hun eigen voordeur aan de handel waren, de sfeer van een welvarend, gegoed , oud Hollands dorp.Op het terras van het grootste restaurant weer bij de kerk, viel de regen eventjes met bakken uit de hemel, maar wij zaten droog onder het zonnescherm, iedereen kroop dicht tegen elkaar, het leek even op India. En je kreeg gewoon je drankje, zonder dat je meteen hoefde af te rekenen, hoe druk het ook was op deze Koningsdag.
Ik vond alles speciaal en bijzonder, kon niet stil blijven staan bij de Nederlandse volksliedjes die uit de boxen schalden, dacht terug aan het wijkcentrum, waar ik op de kaartavonden ook altijd achter de bar meehupste. ‘Staan wij hier met van die afgestreken gezichten en dan jij ernaast’, zei E., terwijl we elk wachten op een wrap met falafel die één voor één werden klaar gemaakt door een vriendelijk, ouder stel in het wagentje. ‘Laat me raden’ zei de vrouw tegen mij, ‘jij komt uit Peru of je bent Indiaans’.
En onderwijl is het nog steeds een gat door het bordkarton, dat ik me van India verwijderd voel... dat maakt mijn genieten hier ook wat onwerkelijk en intens. Waarom is het zo, dat in India zo’n treinreisje en Nederland in de lente zó erg een droomtafereel leek, iets uit een ver verleden? Misschien omdat ik tegelijk elke dag tegen mezelf zei: Dit is je leven, nu, maak er het mooiste van, op deze dag. Want zo was het: dat hielp om niet in stress en paniek te raken. Dát hoor ik nu het meeste terug van mensen, dat hen dat daar waarschijnlijk was overkomen. Ik ben heel blij dat mijn humeur altijd goed is gebleven.