Wiki stond een meter voor mij de hele tijd aan zijn haar te plukken, terwijl ik aan het eten was. Vijfeneenhalve week heeft hij mij gevoed. Het gesprek was, zoals een van de begingesprekken: dat niks van jou was: my this... my that... in the end it is nothing... Er is een boek van een 90-jarige Indiër, vertaald in veel talen, ook Engels, dat hij van de pastor van de kerk had gekregen, over de levensloop van een mens, waarvan hij moest huilen. Wie is het? Hij zei: Uiteindelijk helpt stil-zijn, luisteren naar God...
Het was een waardig afscheid, zou je kunnen zeggen. Okay my friend, zei hij met tranen in zijn ogen. Een paar dagen geleden, na mijn bericht dat ik binnenkort zou vertrekken, was hij een beetje dronken geweest en een andere man, een vriend van zijn baas, die regelmatig helpt, en die niet wil trouwen en na de dood van zijn moeder naar zijn broer die in Spanje wil gaan, was helemaal ladderzat. Vlak voor mijn ogen hadden ze ruzie gekregen, de man had zijn bord met eten op de grond gegooid, Wiki vond het een teken van disrespect, tegenover hem de kok... Ik zei dat het geen zin had om een echt gesprek te hebben, als je beide dronken bent.
Later zei hij erover: ik heb je dat al eerlijk verteld... I am a bad boy... I smoke and drink sometimes... Hij vroeg zich af, of ik dat accepteerde van hem, want het was hem opgevallen dat ik hem nauwelijks gegroet had toen ik wegging en hij stond te koken, en ik héėl snel liep, dat had hij nog niet gezien, zo snel! Ik moest lachen en zei dat ik juist geprobeerd had hem wél duidelijk te groeten, maar hij niet opkeek en dat ik dat wel begreep, want koken en een beetje dronken zijn, vraagt alle concentratie. En toen was het wel weer goed tussen ons.
Eerder hadden we een ander kinkje in de kabel: hij had me twee, drie keer, met die winkelier zien praten, aan de hoofdstraat. You were sitting very, very comfortable... Hij was beide keren, het was maar twee keer!, zei ik, langsgelopen en had alleen gegroet. Ik weet nog dat er toen door mij heen schoot: en nu is er ineens een klassenverschil: ik zit hier met een van de rijkeren van de stad, en hij is maar gewoon kok, een dagloner, hij kán in zijn vuile werkkleding niet eens aanschuiven...
De eerste keer dat de winkelier mij aansprak, was nota bene toen Sunjay net weg was en ik Wiki niet kon bereiken omdat hij een zombie was... ik denk dat winkelier iets van mijn gevoel daarover had opgevangen en hij me daarom aansprak... Ik probeerde dat Wiki duidelijk te maken, ik zag wel dat hij erbij dacht: nadat ze hier heeft gegeten, dan gaat ze naar haar speciale vriend, wie ben ik in dit geheel? ... Pas nadat ik hem het blogje liet zien met zijn foto erin: dit is mijn dagboek en dat gaat over wat mij écht aan het hart gaat... toen was het weer goed. Dat ik dit allemaal zo heb meegemaakt, met hem, dat een mens zo nabij kan aanvoelen. Zelf zei hij dat ook nog: ik kom uit Nepal, jij uit Nederland, en toch...