Wat was het gisteren een prachtige dag. Ik genoot intens van het Sonsbeeck- en Zijpendaalpark in lentetooi. De grote oude rode beuk, een nijlgans bij de oever van een beekje,een glooiende veld vol boterbloemen omzoomd door oude bomen, een paarse rododendronstruik voor de hoge, ijle bomen in de hoogte erachter, twee eenden die eronder zwommen. En overal dat hele lichtgroene blad. De vlakte naar de dierentuin, het laatste stukje uit het bos, was lichtgrijs van de paardenbloembollen met zaadjes met gele vlekken erdoorheen.
In de dierentuin het nieuwe verblijf van de ringstaart-maki’s bewonderd en ze zaten allemaal verstrengeld in elkaar tegen het glas gedrukt, één warme harige langwerpige bol met streepjes erdoor en kopjes met ogen die rondkeken, soms dwars door jou heen. Zo innig en in één toon, eentonig wilde ik eerst opschrijven, maar dat is iets anders. Konden mensen maar vaker samen zo’n sfeertje met elkaar maken. Een nieuw soort beest gezien: de rode neusbeer scharrelde in een groepje buiten rond met een lentebuitje, kruidige aardse geuren langs je neusvleugels. En de zeekoeien hadden een jonkie, de draagtijd is één jaar, dus dat is lang hoopvol wachten of alles goed zal gaan, vertelde een biologiestudente mij, die als vrijwilligster daar in de mangrove rondloopt.
Om kwart over vijven terug wandelen, en nu was het nog helemaal licht in volle glorie en het was opgeklaard met flarden blauwe lucht, de vorige keer was het al donker. De wandeling terug is langzaam dalend en dat gaf de sensatie alsof ik zweefde af en toe. Bij het station at ik in de zon het kindermenu van Burgers King, een soort van gewoonte van jaren her, alleen te bezigen als ik uit ben, in Venetië of aan het strand bij Scheveningen, voor het eerst gedaan 30 jaar geleden ofzo, in Bangkok.
Ik had het maaltijdje net op en daar mailde W., ze had een trein eerder en was al in de stationshal. Wij gingen naar Le Bal, het dansfeest van de eeuw van de theater-dans-mime Jakob Ahlbomy Company met live-muziek van Alamo Race Track. Wat geweldig! Je kijkt naar één danslokaal dat steeds van scéne wisselt, een hele eeuw lang, te beginnen in de twintiger jaren met een declaratie dat vrouwen niet geschikt zijn om het kiesrecht te verkrijgen. Dan wervelt het door de tijd en door de continenten heen: Costuums, liedjes, dansen, wijzen van omgang met elkaar verschuiven...
Je ziet twee ruimtevaarders zweven, de ruimtewedloop tussen Amerika en Rusland, Hitler bezwijken onder de zwaarte van jassen over zijn opgeheven hand van de Hitlergroet, de inval in de homobar van Christopher Street, Josephine Baker, wier dansen aapachtig werd genoemd, de segregatie tussen zwart en blank, het uitdelen van voedsel in de crisisjaren, de gezinspolitiek van de DDR tegenover de groei van het individualisme in het Westen, en nog veel meer. Allemaal achter elkaar, zonder woorden maar met muziek en dans vorm gegeven. Een tweede keer kijken levert vast weer nieuwe associaties op in dat danslokaal.
De laatste scène kwam helemaal binnen. Een groep aanvankelijk nog gezellig een feestje bouwend met elkaar, gaan gearmd in een kring bij elkaar staan, zoals die ringstaart- maki’s eigenlijk. Dan tellen ze af alsof het Oudjaar is en dan springen ze allemaal op, met ieder ineens een mobieltje in de hand, een ieder ineens geïsoleerd verdiept in een eigen wereldje in hun hand. Uit hun onberispelijk schoon en modieus midden verschijnen onverwacht twee mensen in gehavende kleding met plastic zakken in de handen. Met een zoekende en vragende blik. Niemand ziet hen.
Dat is natuurlijk meteen geassocieerd met vluchtelingen. Maar ik zag ook het samenleven van India tegenover die van het westen. Op de ene plek wonen en leven mensen, met emoties en interactie op allerlei wijzen in een kleurrijk pallet. In het andere werelddeel is het emotieloos, de mensen leven op afstand lang elkaar heen op straat en wat er verborgen in hun hoofden en in hun huizen gebeurd, je weet het niet, je voelt niks. Ja, ik moet nog steeds erg wennen in Nederland...