Daar lig ik dan in het blog van Lucie Theodora in het gras bij blauwe irissen in de parktuin van Museum Voorlinden. Na een rit over mij onbekende snelwegen in een rommelige randstad kom je dan ineens via een laan vol sjieke villa’s in een oase van ruimte, harmonie en rust. Je zou daar maar gewoond hebben in dat grote landhuis, gebouwd in de Engelse stijl in een gebied van 40 hectaren, glooiend, met waterpartijen en bos, aan de rand van de duinen van Wassenaar.
Het museum zelf, een rank, laag bijna zwevend gebouw met veel glas is in een lichte kuil gebouwd en bevat weinig kunst, het is alsof er een etherisch wit ruimteschip gedaald is midden in de tuin en dat je die betreed en de uitnodiging dan is: dwaal rustig rond, geniet van de uitzichten op onze lange groene banken en kijk wat we voor je meegenomen hebben, in elke zaal staan een paar cadeautjes.
Voel je er klein en groot tegelijk: een levensecht ouder reuzen-stel zit in badkleding onder een strandparasol in de ene zaal (van Ron Mueck) er zijn minieme liftjes als muizenholletjs op de grond (van Maurizzio Cattelan). Droom weg in de luchten in Skyspace van James Turrel, duik de diepte in het water met Swimmimg Pool van Leonardro Erlich, ervaar dat de muren bedrog zijn met Dog from Screen Memory en voel de tegenstellingen die in het leven bevat zijn met Open Ended van Richard Serra. Daar raak je een gevoel van proportie kwijt door de hele hoge wanden die van roestig bruin staal gemaakt zijn, maar evenzogoed ga je denken dat het hout is, het is er lichter en donkerder door de krommingen van hol en bol, de weg loopt soms dood, denk je, maar keert zich en je kunt weer verder. Van boven kun je zien dat het als een scherp gesneden blad van een boom is.
We kwamen voor de tentoonstelling van de Koreaan Do Ho Suh. In twee grote zalen in het verzadigde, gefilterde daglicht grote gazen installaties. In de ene heeft hij tussenruimtes van bestaande gebouwen waar hij geleefd heeft tot in detail vormgegeven, je ziet de lichtknopjes, een waarschuwing waar de branduitgang is, ze zijn aan elkaar geschakeld en je kan erdoor lopen, in milde kleuren. Ze heten Suitcase Homes: je kunt ze opvouwen en zo weer meenemen. In de andere zaal zweeft een grote rode ruimte met een halve trap waar je niet op kunt, ik associeer het met je eigen reservoir vol gevoelens en belevingen, die rood als de liefde in je hersenpan hun thuis hebben. Dat is ook het thema van Do Ho Suh: wat is jouw thuis, waar is het, hoe geef je het vorm? Hij woonde in Seoel, NewYork, Berlijn en London.
Dat thema ‘thuis’, dat overal en nergens kan zijn, daar stopt hij al zijn energie in: Hij bouwt een deel van zijn traditionele Koreaanse ouderlijke huis, nog door zijn vader ontworpen, schuin geklemd tussen twee oude Victoriaanse gebouwen in London na, hij laat een lieflijke Cottage met tuin en al landen op de hoek van een flatgebouw op een studentencampus in Amerika. Op filmpjes kun je de actuele bouw daarvan zien met gesprekjes met aannemers over de bijna onmogelijkheid ervan. Ook door daar naar te kijken, naar het moeizame, beleef je mee hoe ontheemd Do Ho Suh zich ook gevoeld moet hebben toen hij vanuit Korea in het Westen ging studeren. Hij laat een campertje in een stad rijden dat In Between Hotel heet, het is exact als maquette nagebouwd met een deurmatje waarop staat: Home is everywhere and nowhere. De achterkant, de ingang heeft een bakstenen frontje, zodat wanneer je het in een steegje rijdt in een oude wijk, het in de omgeving wegvalt. Op een filmpje zie je een gast met haar rolkoffer er voor een nacht haar intrek te nemen. En dan springt hij naar de generatie van zijn eigen dochtertjes, je rijdt met hun mee in een buggy door London en Seoel en door witte gangen in een appartementengebouw en je realiseert je dat voor hen hun ‘thuis’ de ruimte van hun buggy is en een vader die hen overal heen brengt: thuis is ook de vertrouwdheid van die stem boven je en samen een liedje zingen, wat babbelen... En er is nog meer te zien, het is een prachtige, rijke tentoonstelling.
Van daaruit belandde je in de maffe stippen wereld van de Japanse Yayoi Kusama, 90 jaar, ze wist al als kind dat ze kunstenares wilde worden en had ook van jong af aan psychotische aanvallen. Haar stippen bepalen haar universum en houden deze bij elkaar...dat kunst dit mogelijk maakt, altijd scheppend bezig zijn. Ze gaat de kunstgeschiedenis in als the queen of polkadots en ze woont sinds 1977 vrijwillig in een psychiatrische inrichting. Je loopt door een gangetje vol spiegelende stippen en in de Infinity Mirror Room sta je 45 seconden in een donker heelal vol steeds van kleur veranderende lichtstipjes, er liggen grote zilveren ballen op de grond, ze schildert en maakt van stof driedimensionale stipjes, uitgerekt en dat biedt weer andere associaties.
Dan waren er nog zalen met een collectietentoonstelling die Less is More heette. En dat mag wel het motto van het hele Museum Voorlinden zijn. Fantastisch, ik heb dit museum in mijn hart gesloten.